32e week door het jaar 1, maandag

32e week door het jaar 1, maandag

373 eerste lezing: Wijsh. 1, 1-7

De wijsheid is een geest van menslievendheid;
de geest des Heren vervult de aarde.

Begin van het Boek der Wijsheid.
Bemint de rechtvaardigheid, gij, rechters der aarde!
Weest de Heer indachtig,
en zoekt Hem in goedheid en eenvoud des harten.
Hij laat zich immers vinden door wie Hem niet beproeven,
hij deelt zich mee aan wie Hem niet wantrouwen.
Dubbelzinnige gedachten verwijderen van God,
en wie zijn kracht op de proef stelt,
wordt erdoor geslagen.
In een vals gemoed is geen plaats voor de wijsheid:
deze kan niet wonen in een lichaam, slaaf van het kwaad.
Want de geest van een heilige tucht
verafschuwt alle onoprechtheid,
wil niets te maken hebben met zondige plannen,
en trekt zich terug als de ongerechtigheid nadert.
De wijsheid is weliswaar een geest van menslievendheid,
laat echter de taal van de lasteraar niet ongestraft.
God zelf doorziet het hart der mensen,
is een niet te misleiden waarnemer
van wat in hun binnenste leeft,
en hoort wat hun tong zegt.
Want de Geest des Heren vervult de aarde,
en zijn stem is bekend in heel het heelal!
Woord van de Heer.
Wij danken God.

tussenzang: Ps. 139(138), 1-3, 4-6, 7-8, 9-10

Refrein:
Leid mij, Heer, langs beproefde paden.

Gij kent mij, Heer, en Gij doorschouwt mij,
Gij ziet mij waar ik ga of sta.
Van verre kent Gij mijn gedachten,
Gij weet waarom ik bezig ben of rust,
Gij let op, al mijn wegen.

Heer, voor het woord nog op mijn tong is,
weet Gij reeds wat ik zeggen ga.
Waar ik mij wend, Gij staat op wacht,
uw hand rust altijd op mijn schouder.
Uw kennis is voor mij te wonderbaar,
zo hemelhoog, dat ik ze niet kan vatten.

Waar zou ik ooit ontkomen aan uw Geest,
waar zou ik mij voor uw Gelaat verbergen?
Al stijg ik naar de hemel op: daar zijt Gij reeds,
al daal ik in het dodenrijk: Gij zijt aanwezig.

Al leen ik ook de vleugels van de dageraad
en strijk ik neer aan gene zijde van de zee;
ook daar is het uw hand die mij blijft leiden,
ook daar houdt Gij mij stevig vast.

vers voor het evangelie: Joh. 17, 17b, a

Alleluia.
Uw woord is waarheid, Heer,
wijd ons U toe in de waarheid.
Alleluia.

374 evangelie: Lc. 17, 1-6

Als uw broeder zich zevenmaal per dag tot u wendt
met de woorden: het spijt me, dan moet ge hem vergeven.

De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
Lof zij U, Christus.

In die tijd sprak Jezus tot zijn leerlingen:
“Dat er ergernissen komen is onvermijdelijk,
maar wee de mens door wiens toedoen ze komen.
Het zou beter voor hem zijn
als men hem een molensteen om de hals deed en in zee wierp,
dan dat hij aan een van deze kleinen aanleiding tot zonde geeft.
Wacht u daarvoor.
Als uw broeder gezondigd heeft, geef hem een berisping;
toont hij dan spijt, vergeef het hem.
Al misdoet hij zevenmaal per dag tegen u,
maar zevenmaal ook wendt hij zich tot u met de woorden:
het spijt me,
dan moet ge hem vergeven.”
De apostelen zeiden nu tot de Heer:
“Geef ons meer geloof.”
De Heer antwoordde:
“Als ge een geloof had als een mosterdzaadje,
zoudt ge tot die moerbeiboom zeggen:
“Maak uw wortels los uit de grond en plant u in de zee,
en hij zou u gehoorzamen.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.

Subscribe
Abonneren op

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments