31e week door het jaar 1, maandag
361 eerste lezing: Rom. 11, 29-36
God heeft allen in ongehoorzaamheid opgesloten
om allen in te sluiten in zijn ontferming.
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome.
Broeders en zusters,
God kent geen berouw over zijn genadegaven,
noch over zijn roeping.
Zoals gij eertijds aan God ongehoorzaam zijt geweest,
maar thans, dankzij de ongehoorzaamheid van Israël
ontferming hebt gevonden,
zo is Israël op haar beurt ongehoorzaam geworden,
opdat nu ook zij erbarming zou vinden
ten gevolge van de u betoonde ontferming.
Zo heeft God allen in ongehoorzaamheid opgesloten
om allen in te sluiten in zijn ontferming.
O onpeilbare rijkdom van Gods wijsheid en kennis!
Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beslissingen,
hoe onnaspeurlijk zijn wegen!
Wie kent de gedachte des Heren?
Wie is zijn raadsman geweest?
Wie kan vergoeding eisen voor wat hij God heeft gegeven?
Want uit Hem en door Hem en voor Hem zijn alle dingen.
Hem zij de glorie in eeuwigheid!
Amen.
Woord van de Heer.
Wij danken God.
tussenzang: Ps. 69(68), 30-31, 33-34, 36-37
Refrein:
Mijn gebed, Heer, richt ik tot U,
nu is het de tijd van genade.
Ik ga gebogen onder mijn smart;
God, laat uw hulp mij beschermen.
Gods Naam zal ik loven in mijn gezang,
hem dankbaar overal prijzen.
Ziet toe, geringen, en weest verheugd,
schept moed, gij allen die God zoekt.
God luistert naar wat een arme Hem vraagt,
vergeet zijn gevangenen niet.
Want God zal Sion verlossen,
Hij bouwt Juda’s steden weer op.
Zijn dienaren zullen er wonen,
er leven op eigen bezit.
Hun kroost zal het land weer erven,
Gods Naam zal in ere zijn.
vers voor het evangelie: Joh. 6, 64b, 69b
Alleluia.
Uw woorden Heer zijn geest en leven;
uw woorden zijn woorden van eeuwig leven.
Alleluia.
362 evangelie: Lc. 14, 12-14
Nodig niet uw vrienden uit, maar armen en gebrekkigen.
De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
Lof zij U, Christus.
In die tijd zei Jezus tot de Farizeeër,
die Hem aan tafel had genodigd:
“Wanneer gij een middag- of avondmaal geeft,
nodig dan niet uw vrienden, broers en bloedverwanten uit
en ook geen rijke buren.
Het zou kunnen zijn, dat zij op hun beurt u uitnodigen
en dat gij het dus terugkrijgt.
Maar als ge een gastmaal geeft,
nodig dan armen, gebrekkigen, kreupelen en blinden uit.
Gelukkig zult ge zijn,
omdat zij het u niet kunnen vergelden.
Het zal u vergolden worden
bij de opstanding van de rechtvaardigen.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.