29e week door het jaar 1, woensdag
341 eerste lezing: Rom. 6, 12-18
Biedt uzelf God aan als mensen
die uit de dood ten leven zijt opgestaan.
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome.
Broeders en zusters,
laat de zonde niet heersen in uw sterfelijk lichaam,
gehoorzaamt haar niet;
stelt uw ledematen niet in haar dienst
als werktuigen van ongerechtigheid.
Biedt uzelf God aan
als mensen, die uit de dood ten leven zijt opgestaan.
Offert Hem uw ledematen
als werktuigen in dienst der gerechtigheid.
De zonde mag niet over u heersen,
want gij staat niet onder de wet, maar onder de genade.
Betekent dit dat het ons vrij staat te zondigen,
omdat wij niet meer onder de wet leven, maar onder de genade?
Dat verhoede God!
Het is immers duidelijk,
dat gij die meester als slaven moet gehoorzamen
in wiens dienst gij u als slaven stelt:
ofwel gij dient de zonde
– en dit loopt uit op de dood –
ofwel gij dient God
– en Hem gehoorzamen leidt tot gerechtigheid.
Maar gij zijt, God zij gedankt, geen slaven meer van de zonde:
van harte hebt gij u onderworpen
aan de beginselen van de leer, die u is overgeleverd.
Zo zijt gij bevrijd van de heerschappij der zonde
en dienaars geworden van de gerechtigheid.
Woord van de Heer.
Wij danken God.
tussenzang: Ps. 124 (123), 1-3, 4-6, 7-8
Refrein:
Wij werden gered door de Naam van de Heer.
Was de Heer niet met ons geweest,
zo mag Israël zeggen;
was de Heer niet met ons geweest
toen allen zich tegen ons keerden;
dan zouden wij levend verslonden zijn,
verzengd door de gloed van hun woede.
Dan had de vloed ons verzwolgen,
de bergstroom ons meegesleurd;
dan waren wij reddeloos ondergegaan
in schuimende waterkolken.
De Heer zij geloofd, Hij gaf ons niet prijs,
ontrukte de prooi aan hun tanden.
Wij zijn als een vogel nog juist gevlucht,
ontsnapt aan het net van de jagers.
Het net van de vogelaar is gescheurd,
wij zijn er uit los gekomen.
Wij werden gered door de Naam van de Heer,
die hemel en aarde gemaakt heeft.
vers voor het evangelie: Ps. 119 (118), 36a, 29b
Alleluia.
Mijn hart zij gericht op wat Gij verordent, Heer;
geef mij uw wet als gids.
Alleluia.
342 evangelie: Lc. 12, 39-48
Van ieder aan wie veel is gegeven, zal veel worden geëist.
De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
Lof zij U, Christus.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Begrijpt dit wel
als de eigenaar van het huis wist
op welk uur de dief zou komen,
zou hij in zijn huis niet laten inbreken.
Weest ook gij bereid,
omdat de Mensenzoon komt
op het uur waarop gij het niet verwacht.”
Petrus vroeg Hem nu:
“Heer, bedoelt Gij deze gelijkenis voor ons of voor iedereen?”
De Heer sprak:
“Wie zou die trouwe en verstandige beheerder wel zijn,
die de heer over zijn dienstvolk zal aanstellen
om hun op de gestelde tijd hun rantsoen koren te geven?
Gelukkig de knecht
die de heer bij zijn aankomst daarmee bezig vindt.
Waarlijk, Ik zeg u:
hij zal hem aanstellen over alles wat hij bezit.
Maar zegt die knecht bij zichzelf:
Mijn heer blijft nog wel een poosje weg,
en begint hij de knechten en dienstmeisjes te slaan,
en gaat hij zich te buiten aan spijs en drank,
dan zal de heer van die knecht komen
op een dag dat hij hem niet verwacht
en op een uur dat hij niet kent;
hij zal hem met het zwaard straffen
en hij zal hem zo het lot doen ondergaan van de ontrouwen.
De knecht die de wil van zijn heer kende,
maar geen beschikkingen trof noch handelde volgens diens wil,
zal zwaar getuchtigd worden.
Wie echter in onwetendheid
dingen heeft gedaan die tuchtiging verdienen,
zal slechts licht gestraft worden.
Van ieder aan wie veel is gegeven, zal veel worden geëist;
en van hem aan wie veel is toevertrouwd,
zal des te meer worden gevraagd.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.