27e week door het jaar 1, vrijdag
321 eerste lezing: Joël 1, 13-15; 2, 1-2
De dag van de Heer is gekomen;
een dag van donker en van duisternis.
Uit de Profeet Joël.
Omgordt u met rouw, gij priesters,
weeklaagt, gij die de dienst van het altaar verricht,
komt en brengt in rouwkleren de nacht door,
gij die de dienst van mijn God verricht,
want aan het huis van uw God
zijn meeloffer en plengoffer ontzegd.
Kondigt een heilige vastentijd af,
roept een plechtige samenkomst bijeen,
verzamelt de ouderlingen,
verzamelt alle bewoners van het land,
in het huis van de Heer, uw God,
en roept tot de Heer om hulp.
Wee als hij komt, die dag!
Ja, de dag van de Heer is nabij,
hij komt als verwoesting door de Machtige.
Blaast de bazuin op de Sion,
slaat alarm op mijn heilige berg:
al de bewoners van het land moeten beven!
Ja, de dag van de Heer is gekomen;
ja, hij is nabij,
een dag van donker en van duisternis,
een dag van wolken en verduistering.
Woord van de Heer.
Wij danken God.
tussenzang: Ps. 9, 2-3, 6, 16, 8-9
Refrein:
Recht spreken zal God over heel de wereld,
en onpartijdig zal zijn oordeel zijn.
U wil ik danken, Heer, uit heel mijn hart
en al uw wonderen verhalen.
Verheugd en opgetogen over wat Gij doet
wil ik uw Naam bezingen, Allerhoogste.
De heidenen hebt Gij bedreigd,
de zondaars neergeslagen,
hun naam hebt Gij voor eeuwig uitgewist.
De heidenen zijn in hun eigen kuil gestort,
hun voet kwam in de strik, die zij mij spanden.
Maar God blijft eeuwig op zijn troon gezeten,
onwrikbaar staat zijn rechterstoel.
Recht spreken zal Hij over heel de wereld,
en onpartijdig zal zijn oordeel zijn.
vers voor het evangelie: 1 Joh. 2, 5
Alleluia.
Wie het woord van de Heer bewaart,
in Hem is waarlijk Gods liefde volkomen.
Alleluia.
322 evangelie: Lc. 11, 15-26
Als Ik door de vinger Gods de duivels uitdrijf,
dan is inderdaad het Rijk Gods tot u gekomen.
De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
Lof zij U, Christus.
Toen Jezus eens een duivel had uitgedreven
zeiden enkelen:
“Door Beëlzebub, de vorst der duivels drijft Hij de duivels uit.”
Anderen – om Hem op de proef te stellen –
verlangden van Hem een teken uit de hemel.
Maar Hij kende hun gedachten en sprak tot hen:
“Elk rijk dat innerlijk verdeeld is vervalt tot een woestenij;
het ene huis valt op het andere.
Als nu ook de satan met zichzelf in strijd is,
hoe kan zijn rijk dan standhouden?
Ge zegt immers dat Ik door Beëlzebub de duivels uitdrijf.
Als Ik door Beëlzebub de duivels uitdrijf,
door wie drijven uw zonen ze dan uit?
Daarom zullen zij uw rechters zijn.
Maar als Ik door de vinger Gods de duivels uitdrijf,
dan is inderdaad het Rijk Gods tot u gekomen.
Wanneer een sterke, welbewapend, zijn huis en hof bewaakt,
is zijn bezit veilig.
Komt er echter iemand, die sterker is dan hij en die hem overwint,
dan rooft deze zijn volle uitrusting,
waarop hij zijn vertrouwen stelde,
en verdeelt wat hij bezit als buit.
Wie niet met Mij is is tegen Mij,
en wie niet met Mij bijeenbrengt, die verstrooit.
Wanneer de onreine geest een mens verlaat,
gaat hij rondzwerven in dorre streken op zoek naar rust.
Vindt hij die niet dan zegt hij:
Ik keer terug naar mijn huis, dat ik verlaten heb.
Bij zijn komst vindt hij het schoongemaakt en op orde.
Dan gaat hij zeven andere geesten erbij halen,
nog slechter dan hijzelf;
ze trekken erin en gaan daar wonen.
Het laatste is voor die mens nog erger dan het eerste.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.