25e week door het jaar 1, woensdag
293 eerste lezing: Ezr. 9, 5-9
In onze slavernij heeft onze God ons niet verlaten.
Uit het Boek Ezra.
Toen het uur van het avondoffer gekomen was,
ontwaakte ik, Ezra, uit mijn toestand van verbijstering,
viel op mijn knieën met rok en mantel gescheurd,
strekte mijn handen uit naar de Heer, mijn God,
en bad:
“Mijn God, ik voel mij zo diep beschaamd
dat ik mijn gezicht niet tot U durf op te heffen,
want onze zonden zijn boven ons hoofd uitgestegen
en onze schuld reikt tot aan de hemel.
Sinds de dagen van onze voorvaderen tot op heden
gaan wij gebukt onder een grote schuld.
Omwille van onze zonden werden wij,
onze koningen en onze priesters,
uitgeleverd aan de koningen der aarde,
aan zwaard, gevangenschap,
plundering en schande, tot vandaag toe.
En nu heeft de Heer, onze God,
ons een ogenblik zijn barmhartigheid getoond;
Hij heeft een rest van ons overgelaten,
ons een houvast gegeven in zijn heilige plaats,
onze ogen weer het licht doen zien
en ons een moment rust gegund in onze slavernij.
Want slaven zijn wij,
maar in onze slavernij heeft onze God ons niet verlaten,
maar Hij heeft ons genade doen vinden
bij de koningen van Perzië.
Die hebben ons verlof gegeven
de tempel van onze God weer op te bouwen
en hem uit de puinhopen te doen herrijzen
en onze woonplaatsen in Juda en Jeruzalem te ommuren.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.
tussenzang: Tob. 13, 2, 4, 6, 7, 8
Refrein:
Geprezen zij God, die in eeuwigheid leeft.
Hij is het die slaat en die zich ontfermt,
die leidt naar de dood en herleven doet,
geen mens kan zijn hand ontvluchten.
Maakt aan eenieder zijn grootheid bekend,
verkondigt zijn lof onder alle mensen.
Want Hij is de Heer, onze God is Hij,
Hij is onze vader voor eeuwig.
Bedenkt dus wat gij van Hem kunt verwachten
en dankt Hem met luide stem.
Verheerlijkt de Heer, die rechtvaardig is,
verkondigt de lof van de koning der eeuwen.
Ik zal in dit land van verbanning Hem eren,
zijn macht laten zien aan dit zondige volk.
Gij zondaars, bekeert u en doet wat Hem aanstaat,
dan zal Hij u zeker barmhartig zijn.
vers voor het evangelie: Joh. 15, 15b
Alleluia.
Ik heb u vrienden genoemd, zegt de Heer,
want Ik heb u alles meegedeeld
wat Ik van de Vader heb gehoord.
Alleluia.
294 evangelie: Lc. 9, 1-6
Jezus zond de twaalf uit om het Rijk Gods te verkondingen
en genezingen te verrichten.
De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
Lof zij U, Christus.
In die tijd riep Jezus de twaalf bijeen
en gaf hun macht en gezag over alle boze geesten
en de kracht om ziekten te genezen.
Daarop zond Hij hen uit
om het Rijk Gods te verkondigen en genezingen te verrichten.
En Hij vermaande hen:
“Neemt niets mee voor onderweg:
geen stok, geen reiszak, geen voedsel en geen geld;
niemand van u mag dubbele kleding hebben.
Als ge een huis binnengaat moet ge daar blijven
en ge moet vandaar weer afreizen.
Als men u ergens niet ontvangt,
verlaat dan die stad
en schudt het stof van uw voeten, als een getuigenis tegen hen.”
Toen gingen ze op weg en trokken van dorp tot dorp,
terwijl zij overal de Blijde Boodschap verkondigden
en genezingen verrichtten.
Woord van de Heer.
Wij danken God.