25e week door het jaar 1, vrijdag
297 eerste lezing: Hag. 1, 15b-2, 9
Nog een korte tijd, en dan vervul Ik dit huis met heerlijkheid.
Uit de Profeet Haggai.
In het tweede jaar van koning Darius,
in de zevende maand, op de eenentwintigste dag
werd het woord van de Heer
aan de profeet Haggai toevertrouwd:
“Zeg aan Zerubbabel, de zoon van Kaltiël,
de landvoogd van Juda,
en aan de hogepriester Jozua, de zoon van Jehosadak,
en aan de rest van het volk het volgende:
Is er onder u nog iemand overgebleven,
die dit huis gezien heeft
in zijn vroegere heerlijkheid?
En wat ziet gij nu?
Is er voor u nog iets aan te zien?
Niettemin, houd goede moed, Zerubbabel;
– zo luidt de godsspraak van de Heer –
houd goede moed, gij hogepriester Jozua, zoon van Jehosadak;
houdt goede moed, gij allen die het land bewoont
– zo luidt de godsspraak van de Heer -.
Gaat aan het werk! Ik ben met u!
Zo luidt de godsspraak van de Heer der hemelse machten.
Ik houd Mij aan de belofte, die Ik gedaan heb,
toen gij uit Egypte zijt weggetrokken.
Mijn geest blijft in uw midden; weest niet bevreesd.
Zo spreekt de Heer van de hemelse machten:
Nog een korte tijd, een zeer korte tijd,
en Ik breng de hemel en de aarde,
de zee en het land in beroering;
alle volken breng Ik in beroering:
dan komen alle volken met hun schatten hierheen
en dan vervul Ik dit huis met heerlijkheid,
zegt de Heer van de hemelse machten.
Aan Mij behoort het zilver,
aan Mij behoort het goud,
zo luidt de godsspraak van de Heer van de hemelse machten.
De heerlijkheid van dit tweede huis
zal groter zijn dan die van het eerste,
zegt de Heer van de hemelse machten.
En dit is de plaats waar Ik vrede zal geven,
zo luidt de godsspraak van de Heer van de hemelse machten.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.
tussenzang: Ps. 43 (42), 1, 2, 3, 4
Refrein:
Vertrouw op God, eens zal ik Hem weer loven,
mijn Redder en mijn God.
God, schaf mij recht,
kom voor mij op bij dit onheilig volk,
bevrijd mij van de man vol valsheid en bedrog.
Gij zijt mijn kracht, waarom verstoot Gij mij?
Waarom loop ik dan treurig rond,
door vijanden gekweld?
Zend mij uw licht, uw steun om mij te leiden,
om mij te voeren naar uw berg en in uw tent.
Dan ga ik naar uw altaar, God die blijdschap geeft,
en loof U bij de citer, God, mijn God.
vers voor het evangelie: cf. Hand. 16, 14b
Alleluia.
Maak ons hart ontvankelijk, Heer,
en dat wij ons richten naar het woord van uw Zoon.
Alleluia.
298 evangelie: Lc. 9, 18-22
Gij zijt de Gezalfde van God.
De Mensenzoon moet veel lijden.
De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
Lof zij U, Christus.
Toen Jezus eens alleen aan het bidden was
en zijn leerlingen bij Hem kwamen,
stelde Hij hun de vraag:
“Wie zeggen de mensen, dat Ik ben?”
Zij antwoordden:
“Johannes de Doper,
anderen zeggen: Elia,
en weer anderen: een van de oude profeten is opgestaan.”
Hierop zei Hij tot hen:
“Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?”
Nu antwoordde Petrus:
“De Gezalfde van God.”
Maar Hij verbood hun nadrukkelijk dit aan iemand te zeggen.
“De Mensenzoon
– zo sprak Hij –
moet veel lijden en door de oudsten,
hogepriesters en schriftgeleerden verworpen worden,
maar na ter dood te zijn gebracht
zal Hij op de derde dag verrijzen.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.