14e week door het jaar 1, woensdag
161 eerste lezing: Gen. 41, 55-57; 42, 5-7a. 17-24a
Wij hebben dit ongeluk aan onze broer verdiend.
Uit het Boek Genesis.
In die dagen kreeg heel Egypte honger
en het volk smeekte Farao om brood,
maar Farao zei tot alle Egyptenaren:
“Ga maar naar Jozef en doe wat hij u zeggen zal.”
Toen er honger was in heel het land,
stelde Jozef de hele voorraad koren ter beschikking
en verkocht het aan de Egyptenaren,
naarmate de honger in Egypte nijpender werd.
Uit alle landen kwam men naar Egypte
om bij Jozef graan te kopen,
want de hongersnood woedde hevig in de hele wereld.
Zo kwamen Israëls zonen graan kopen, evenals vele anderen,
want er heerste hongersnood in Kanaän.
Jozef was degene die toen het land bestuurde
en aan al de bewoners graan verkocht;
naar hem gingen de broers van Jozef dus toe
en zij bogen voor hem tot op de grond.
Zodra Jozef zijn broers zag, herkende hij hen,
maar hij maakte zich niet aan hen bekend.
Daarop liet hij ze voor drie dagen gevangen zetten.
Op de derde dag zei Jozef tot hen:
“Als gij in leven wilt blijven,
doe dan wat ik nu ga zeggen,
want ik ben een godvrezend man.
Als gij betrouwbaar zijt, laat één van uw broers dan achter
in het huis waar ge gevangen hebt gezeten;
de anderen kunnen gaan en graan meenemen
voor de honger van uw gezinnen;
maar gij moet uw jongste broer bij mij brengen.
Dan zal de waarheid van uw woorden blijken
en zult ge niet sterven.”
Dat deden zij.
Ze zeiden tot elkaar:
“Helaas, wij hebben dit aan onze broer verdiend.
Wij zagen hoe hij angstig om genade smeekte,
maar wij hebben niet willen luisteren.
Daarom treft ons dit ongeluk.”
En Ruben zei:
“Ik had u toch gezegd,
u niet aan de jongen te vergrijpen,
maar ge hebt niet willen luisteren.
En nu zien we hoe zijn bloed wordt teruggeëist.”
Omdat zij zich van een tolk bedienden,
wisten zij niet dat Jozef hen verstond.
Hij wendde zich van hen af,
en de tranen sprongen hem in de ogen.
Woord van de Heer.
Wij danken God.
tussenzang: Ps. 33 (32), 2-3, 10-11, 18-19
Refrein:
Geef ons Heer, uw barmhartigheid,
zoals wij op U vertrouwen.
Eert de Heer met citerspel
en speelt voor Hem op de harp.
Zingt voor de Heer een nieuw gezang,
een schoon en schallend refrein.
Plannen van naties doet Hij teniet,
verijdelt wat volken beramen.
Eeuwig blijft staan het plan van de Heer,
wat Hij heeft beraamd geldt voor alle geslachten.
Maar het is God die zijn dienaars bewaakt,
hen die op zijn gunst vertrouwen,
dat Hij hen redden zal van de dood,
bij hongersnood hen zal voeden.
vers voor het evangelie: 1 Joh. 2, 5
Alleluia.
Wie het woord van de Heer bewaart,
in Hem is waarlijk Gods liefde volkomen.
Alleluia.
162 evangelie: Mt. 10, 1-7
Gaat naar de verloren schapen van het huis van Israël.
De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs.
Lof zij U, Christus.
In die tijd riep Jezus zijn twaalf leerlingen bij zich
en gaf hun de macht
om de onreine geesten uit te drijven
en alle ziekten en kwalen te genezen.
Dit zijn de namen van de twaalf apostelen
als eerste: Simon, die Petrus wordt genoemd,
met zijn broer Andreas,
Jakobus, de zoon van Zebedeüs, met zijn broer Johannes,
Filippus en Bartolomeüs,
Tomas en Matteüs de tollenaar,
Jakobus, de zoon van Alfeüs,
Taddeüs, Simon de Ijveraar
en Judas Iskariot, die Hem verraden heeft.
Deze twaalf zond Jezus uit met de opdracht:
“Begeeft u niet onder de heidenen
en gaat niet binnen in een stad van de Samaritanen;
gij moet veeleer gaan
naar de verloren schapen van het huis van Israël.
Verkondigt op uw tocht:
Het Koninkrijk der hemelen is nabij.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.