14e week door het jaar 1, vrijdag

14e week door het jaar 1, vrijdag

165 eerste lezing: Gen. 46, 1-7, 28-30

Laat de dood nu maar komen!
Ik heb u nu weer gezien en weet dat ge nog leeft!

Uit het Boek Genesis.
In die dagen ging Israël op weg met al de zijnen.
Hij kwam in Berseba en droeg daar slachtoffers op
aan de God van zijn vader Isaäk.
En God sprak tot Israël in een nachtelijk visioen:
“Jakob, Jakob!”
Hij antwoordde: “Hier ben ik.”
God zei: “Ik ben God, de God van uw vader.
Gij moet er niet tegen opzien naar Egypte te trekken,
want Ik zal daar een groot volk van u maken.
Ikzelf zal u naar Egypte vergezellen
en Ik zal u ook weer terugbrengen.
Jozef zal u de ogen sluiten.”
Toen verliet Jakob Berseba.
Israëls zonen lieten hun vader Jakob,
hun kleine kinderen en hun vrouwen reizen op de wagens
die Farao daarvoor had meegegeven.
Ook hun veestapel en hun bezittingen namen ze mee,
al wat ze in Kanaän verworven hadden.
Zo trok Jakob met al zijn nakomelingen naar Egypte.
Zijn zonen en kleinzonen, zijn dochters en kleindochters,
al zijn nakomelingen nam hij mee naar Egypte.
Jakob stuurde Juda naar Jozef met het verzoek,
in Gosen bij hem te komen.
Toen zij in Gosen aangekomen waren,
liet Jozef zijn wagen inspannen en reed naar Gosen
om zijn vader Israël te begroeten.
Toen hij hem ontmoette,
viel hij hem om de hals
en bleef lange tijd op zijn schouder schreien.
Israël sprak tot Jozef:
“Laat de dood nu maar komen!
Ik heb u nu weer gezien en weet dat ge nog leeft!”
Woord van de Heer.
Wij danken God.

tussenzang: Ps. 37 (36), 3-4, 18-19, 27-28, 39-40

Refrein:
Het heil van de vromen komt van de Heer.

Vertrouw op de Heer en doe wat goed is,
dan zult gij veilig uw land bewonen.
Zoek uw geluk bij de Heer,
Hij geeft u wat uw hart begeert.

De Heer draagt zorg voor het leven der vromen,
hun erfdeel blijft voor altijd bijeen.
Zij staan niet verlegen in tijden van rampspoed,
maar worden verzadigd bij hongersnood.

Blijft ver van het kwaad en doe wat goed is,
dan moogt ge voor eeuwig hier wonen;
want God bemint de gerechtigheid,
verlaat zijn getrouwen niet.

Het heil van de vromen komt van de Heer;
Hij is hun toevlucht in tijden van kwelling.
De Heer staat hen bij en bevrijdt hen,
Hij redt die zich tot Hem wenden.

vers voor het evangelie: 1 Sam. 3, 9; Joh. 6, 69b

Alleluia.
Spreek Heer, uw dienaar luistert;
uw woorden zijn woorden van eeuwig leven.
Alleluia.

166 evangelie: Mt. 10, 16-23

Niet gij zijt het die spreekt,
maar door u spreekt de Geest van de Vader.

De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs.
Lof zij U, Christus.

In die tijd zei Jezus tot de twaalf:
“Zie, Ik zend u als schapen tussen wolven.
Weest dus omzichtig als slangen en argeloos als duiven.
Neemt u in acht voor de mensen.
Zij zullen u overleveren aan de rechtbanken
en u geselen in hun synagogen.
Gij zult voor stadhouders en koningen gebracht worden
omwille van Mij,
om zo ten overstaan van hen en de heidenen
getuigenis af te leggen.
Maakt u echter wanneer men u overlevert
niet bezorgd over het hoe of wat van uw spreken:
op dat ogenblik zal u worden ingegeven wat gij moet zeggen.
Want niet gij zijt het die spreekt,
maar door u spreekt dan de Geest van uw Vader.
De ene broer zal de andere overleveren om hem te laten doden,
de vader zijn kind,
de kinderen zullen opstaan tegen hun ouders
en hen ter dood doen brengen.
Ge zult een voorwerp van haat zijn voor allen,
omwille van mijn Naam.
Wie echter ten einde toe volhardt,
hij zal gered worden.
Wanneer men u in de ene stad vervolgt,
vlucht dan naar een andere.
Voorwaar, Ik zeg u:
Gij zult niet gereed gekomen zijn met de steden van Israël
op het ogenblik dat de Mensenzoon komt.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.

Subscribe
Abonneren op

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments