14e week door het jaar 1, dinsdag

14e week door het jaar 1, dinsdag

159 eerste lezing: Gen. 32, 23-33

Voortaan zult gij Israël heten, want gij hebt met God gestreden.

Uit het Boek Genesis.
In die dagen stond Jakob op
en stak met zijn twee vrouwen, zijn twee slavinnen
en zijn elf kinderen het wed van de Jabbok over.
Toen Jakob hen met zijn bezittingen over de rivier gebracht had,
bleef hij alleen achter.
En een man worstelde met hem,
tot het aanbreken van de dageraad.
Toen de man gewaar werd dat hij Jakob niet aankon,
stootte hij hem bij de worsteling boven tegen de heup,
zodat die ontwricht werd.
Daarop zei de man:
“Laat mij gaan, want de dageraad is aangebroken.”
Maar Jakob antwoordde:
“Ik laat u niet gaan, wanneer gij mij niet zegent.”
De man vroeg:
“Hoe is uw naam?”
Hij gaf ten antwoord: “Jakob.”
Toen zei de man:
“Voortaan zult gij geen Jakob meer heten, maar Israël,
want gij hebt met God gestreden en met mensen
en gij hebt hen overwonnen.”
Nu vroeg Jakob:
“Maak mij uw naam bekend.”
Maar de man zei:
“Waarom vraagt ge naar mijn naam?”
Toen gaf hij hem ter plaatse zijn zegen.
Jakob noemde die plaats Peniël, want – zo zei hij –
“ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht,
en ik ben toch in leven gebleven.”
De zon ging op, zodra hij Peniël voorbij was.
Sindsdien was hij mank aan zijn heup.
Vandaar dat de Israëlieten tot op de huidige dag
de spier, die boven aan de heup ligt, niet eten,
omdat God Jakob boven tegen de heup,
tegen de spier van het heupgewricht had gestoten.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

tussenzang: Ps 17 (16), 1, 2-3, 6-7, 8b, 15

Refrein:
Ik ben rechtschapen en mag U aanschouwen, Heer.

Luister, Heer, want mijn zaak is rechtvaardig,
let op mijn luid geroep.
Wil mijn gebed aanhoren;
mijn lippen bedriegen U niet.

Mijn oordeel verwacht ik van U,
uw ogen zien wat mij toekomt.
Zie in mijn hart, ga mij na in de nacht,
of stel mij met vuur op de proef:
Gij vindt geen onrecht in mij.

Nu roep ik U aan, want Gij zult mij verhoren,
wend dus uw oor naar mij, hoor naar mijn stem.
Toon mij de grootheid van uw erbarmen,
redder van ieder die vlucht in uw hand.

Verberg mij onder de schuts van uw vleugels;
ik ben rechtschapen en mag U aanschouwen,
uw aanblik verzadigt mij als ik ontwaak.

vers voor het evangelie: 1 Petr. 1, 25

Alleluia.
Het woord des Heren blijft in eeuwigheid;
en dit woord is de boodschap
die u in het evangelie is verkondigd.
Alleluia.

160 evangelie: Mt. 9, 32-38

De oogst is wel groot maar arbeiders zijn er weinig.

De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs.
Lof zij U, Christus.

In die tijd bracht men Jezus een stomme
die door de duivel bezeten was.
Zodra de duivel was uitgedreven begon de stomme te spreken.
De mensen zeiden vol verbazing:
“Nog nooit heeft men in Israël zó iets gezien.”
Maar de Farizeeën zeiden:
“De vorst der duivels stelt Hem in staat
de duivels uit te drijven.”
Jezus ging rond door alle steden en dorpen,
waar Hij onderricht gaf in hun synagogen
en de Blijde Boodschap verkondigde van het Koninkrijk
en alle ziekten en kwalen genas.
Bij het zien van die menigte mensen
werd Hij door medelijden bewogen,
omdat ze afgetobd neerlagen
als schapen zonder herder.
Toen sprak Hij tot zijn leerlingen:
“De oogst is wel groot,
maar arbeiders zijn er weinig.
Vraagt daarom de Heer van de oogst
arbeiders te sturen om te oogsten.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.

Subscribe
Abonneren op

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments