13e week door het jaar 1, maandag
145 eerste lezing: Gen. 18, 16-33
Gij zult toch de rechtvaardigen
niet samen met de boosdoeners laten sterven?
Uit het Boek Genesis.
Toen de mannen, die Abraham te Mamre bezocht hadden,
verder trokken, zagen zij in de diepte Sodom liggen.
Abraham ging met hen mee om hen uitgeleide te doen.
De Heer dacht:
“Zou Ik voor Abraham geheim houden wat Ik van plan ben?
Want Abraham wordt zeker een groot en machtig volk,
en door hem zullen alle volken van de aarde zegen ontvangen.
Ik heb hem immers uitverkoren
om aan zijn zonen en zijn nageslacht te leren,
dat zij zich door een rechtschapen en deugdzaam leven
aan de weg van de Heer moeten houden,
dan kan de Heer zijn plan met Abraham verwerkelijken.”
Daarom zei de Heer:
“Luid stijgt de roep om wraak uit Sodom en Gomorra op!
Uitermate zwaar is hun zonde!
Ik ga naar beneden om te zien,
of hun daden werkelijk overeenstemmen
met de roep, die tot Mij is doorgedrongen,
Ik wil het weten.”
Toen gingen de mannen op weg
in de richting van Sodom.
De Heer bleef echter nog bij Abraham staan.
Abraham trad op Hem toe en zei:
“Wilt Gij werkelijk met de boosdoeners
ook de rechtvaardigen verdelgen?
Misschien zijn er vijftig rechtvaardigen in de stad;
zult Gij die dan verdelgen?
Zult Gij de stad geen vergiffenis schenken
omwille van de vijftig rechtvaardigen, die er wonen?
Zoiets kunt Gij toch niet doen,
de rechtvaardigen samen met de boosdoeners laten sterven!
Dan zou het de rechtvaardigen vergaan als de boosdoeners,
dat kunt Ge toch niet doen!
Zal Hij, die de hele aarde oordeelt, geen recht doen?”
En de Heer zei:
“Als Ik in Sodom vijftig rechtvaardigen in de stad vind,
zal Ik omwille van hen
de hele stad vergiffenis schenken.”
Abraham begon weer en zei:
“Mag ik zo vrij zijn tot mijn Heer te spreken,
ofschoon ik maar stof en as ben?
Misschien ontbreken er aan de vijftig rechtvaardigen vijf;
zult Gij dan toch om die vijf de hele stad verwoesten?”
En de Heer zei:
“Ik zal haar niet verwoesten, als Ik er vijfenveertig vind.”
Opnieuw sprak Abraham tot Hem:
“Misschien zijn er maar veertig te vinden.”
En de Heer zei:
“Ik zal het niet doen, omwille van die veertig.”
Nu zei Abraham:
“Laat mijn Heer niet kwaad worden,
als ik nog eens aandring,
misschien zijn er maar dertig te vinden.”
En de Heer zei:
“Ik zal het niet doen, als Ik er dertig vind.”
Abraham zei opnieuw:
“Ik ben wel vrijpostig als ik bij mijn Heer blijf aandringen,
maar misschien worden er maar twintig gevonden.”
En de Heer zei:
“Ik zal de stad niet verwoesten, omwille van die twintig.”
Abraham zei:
“Laat mijn Heer niet kwaad worden,
als ik nog één keer spreek;
misschien zijn er maar tien te vinden.”
En de Heer zei:
“Ik zal de stad niet verwoesten, omwille van die tien.”
Zodra de Heer zijn gesprek met Abraham beëindigd had,
ging Hij heen, en Abraham keerde naar zijn woonplaats terug.
Woord van de Heer.
Wij danken God.
tussenzang: Ps. 103 (102),1-2, 3-4, 8-9, 10-11
Refrein:
De Heer is barmhartig en welgezind.
Verheerlijk, mijn ziel, de Heer,
zijn heilige Naam uit het diepst van uw wezen!
Verheerlijk, mijn ziel, de Heer,
vergeet zijn weldaden niet!
Hij is het die u uw schulden vergeeft,
die u geneest van uw kwalen.
Hij is het die u van de ondergang redt,
die u omringt met zijn gunst en erbarmen.
De Heer is barmhartig en welgezind,
lankmoedig en goedertieren.
Hij blijft niet voortdurend verwijten maken,
Hij is niet voor eeuwig vertoornd.
Hij handelt met ons niet zoals wij verdienen,
vergeldt ons niet onze schuld.
Zo wijd als de hemel de aarde omspant,
zo alomvattend is zijn erbarmen.
vers voor het evangelie: 1 Tess. 2, 13
Alleluia.
Ontvangt het goddelijk woord der prediking,
niet als een woord van mensen,
maar als wat het inderdaad is:
het woord van God.
Alleluia.
146 evangelie: Mt. 8, 18-22
Volg Mij.
De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs.
Lof zij U, Christus.
In die tijd,
toen Jezus een grote menigte om zich heen zag,
gaf Hij bevel om naar de overkant te gaan.
Een schriftgeleerde trad op Hem toe en zei:
“Meester,
ik zal U volgen waar Gij ook heen gaat.”
Jezus sprak tot hem:
“De vossen hebben hun holen
en de vogels uit de lucht hun nesten,
maar de Mensenzoon
heeft niets waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten.”
Een andere van zijn leerlingen zei tot Hem:
“Heer, laat mij eerst teruggaan om mijn vader te begraven.”
Jezus zei hem:
“Volg Mij, laat de doden hun doden begraven.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.