de Goede Week, woensdag

de Goede Week, woensdag

160 eerste lezing: Jes. 50, 4-9a

Mijn gezicht heb ik niet afgewend van wie mij smaadden en be-
spuwden.

Uit de Profeet Jesaja.
De Heer heeft mij gegeven
de tong van een goede leerling,
zodat ik de moedeloze toe kan spreken.
In de morgen wekt Hij mij op om te spreken,
in de morgen wekt Hij mij op om te luisteren,
zodat ik hoor wat een leerling hoort.
God de Heer heeft tot mij gesproken
en ik heb mij niet verzet,
ik ben niet teruggedeinsd.
Mijn rug bood ik aan wie mij sloegen,
mijn wangen aan wie mij de baard uitrukten
en mijn gezicht heb ik niet afgewend
van wie mij smaadden en bespuwden.
God de Heer zal mij helpen.
Daarom zal ik niet beschaamd staan.
Hij staat naast mij, mijn verdediger!
Wie durft mij aanklagen?
Laat ons tegenover elkaar gaan staan!
Wie is mijn tegenpartij? Hij trede op mij toe!
De Heer is mijn helper!
Wie overtuigt mij van schuld?
Woord van de Heer.
Wij danken God.

tussenzang: Ps. 69(68), 8-10, 21bcd-22, 31, 33-34

Refrein:
Verhoor mij, omdat Gij barmhartig zijt, Heer,
nu is het de tijd van genade.

Om U heb ik iedere smaad verdragen,
al steeg mij het schaamrood naar het gelaat.
Een vreemdeling werd ik voor mijn verwanten,
mijn eigen broers kennen mij niet meer.
De zorg voor uw huis heeft mij uitgeteerd,
op mij kwam de hoon neer van hen die U honen.

De smaad heeft mijn hart gebroken,
ondragelijk is het geschimp.
Ik wachtte vergeefs op deernis,
op troost, maar ik vond ze niet.
Zij deden vergif in mijn voedsel,
zij lesten mijn dorst met azijn.

Gods Naam zal ik loven in mijn gezang,
Hem dankbaar overal prijzen.
Ziet toe, geringen, en weest verheugd,
schept moed, gij allen die God zoekt.
God luistert naar wat een arme Hem vraagt,
vergeet zijn gevangenen niet.

vers voor het evangelie

Brengen wij hulde aan onze Koning,
want Hij alleen heeft barmhartigheid betoond
voor onze schuld.

161 evangelie: Mt. 26, 14-25

De Mensenzoon gaat heen, zoals van Hem geschreven staat, maar
wee de mens door wie Hij wordt overgeleverd!

De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs
Lof zij U, Christus.

In die tijd ging een van de twaalf,
Judas Iskariot geheten,
naar de hogepriesters en zei:
“Wat wilt ge mij geven als ik Hem u in handen speel?”
Zij betaalden hem dertig zilverlingen uit.
En van toen af
zocht hij een gunstige gelegenheid om Hem over te leveren.
Op de eerste dag van het ongedesemde brood,
kwamen de leerlingen Jezus vragen:
“Waar wilt Gij dat wij het paasmaal voor U gereed maken?”
Hij antwoordde:
“Gaat naar de stad en zegt aan die en die:
De Meester laat weten:
Mijn uur is nabij;
bij u wil Ik met mijn leerlingen het paasmaal houden.”
De leerlingen deden zoals Jezus hun had opgedragen
en maakten het paasmaal gereed.
Toen de avond gevallen was
lag Hij met de twaalf leerlingen aan.
Onder de maaltijd sprak Hij:
“Voorwaar, Ik zeg u:
een van u zal Mij overleveren.”
Smartelijk getroffen begon de een na de ander Hem te vragen:
“Ik ben het toch niet, Heer?”
Hij antwoordde:
“Die met Mij zijn hand in de schotel steekt
zal Mij overleveren.
Wel gaat de Mensenzoon heen,
zoals van Hem geschreven staat,
maar wee de mens
door wie de Mensenzoon wordt overgeleverd!
Het zou beter voor hem zijn
als hij niet geboren was, die mens!”
Judas, zijn verrader, nam ook het woord en zei:
“Ik ben het toch niet, Rabbi?”
Hij antwoordde hem:
“Gij zegt het.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.

Subscribe
Abonneren op

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments