Paasoctaaf, zaterdag
172 eerste lezing: Hand. 4, 13-21
Het is voor ons onmogelijk niet te spreken over hetgeen wij
gezien en gehoord hebben.
Uit de Handelingen van de Apostelen.
In die dagen
stonden de hogepriesters,
de oudsten van het volk en de schriftgeleerden verbaasd
toen zij de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes zagen.
Zij herkenden hen als gezellen van Jezus.
Omdat zij bovendien de genezen man bij hen zagen staan,
wisten zij er niets tegen in te brengen.
Nadat zij hun gelast hadden het Sanhedrin te verlaten,
pleegden zij met elkaar overleg en zeiden:
“Wat moeten wij met die mensen doen?
Het is duidelijk voor alle inwoners van Jeruzalem,
dat een onmiskenbaar wonderteken door hen is verricht.
We kunnen dat niet loochenen.
Maar om te verhinderen dat het gerucht daarvan
nog verder onder het volk verbreid wordt,
zouden we hun met dreigementen moeten verbieden
nog ooit met een beroep op die Naam tot enig mens te spreken.”
Toen riepen zij hen binnen
en verboden hun nog ooit iets te zeggen of te leren
met een beroep op Jezus’ Naam.
Petrus en Johannes gaven hun echter ten antwoord:
“Oordeelt zelf
of het voor God te rechtvaardigen zou zijn
als wij meer naar u luisterden dan naar God.
Het is voor ons onmogelijk
niet te spreken over hetgeen wij gezien en gehoord hebben.”
Na hen nogmaals gedreigd te hebben
stelden zij hen in vrijheid,
omdat ze met het oog op het volk
niet wisten hoe ze hen moesten straffen;
want allen verheerlijkten God om hetgeen er gebeurd was.
Woord van de Heer.
tussenzang: Ps 118 (117), 1, 14-15, 16ab-18, 19-21
Refrein:
Ik dank U, dat Gij mij hebt gehoord.
Of:
Alleluia.
Brengt dank aan de Heer, want Hij is genadig.
Mijn kracht en mijn sterkte is de Heer,
Hij is het die mij verlost.
Nu klinkt er gejuich van feest en geluk
in alle tenten der vromen.
De Heer greep in met krachtige hand,
de hand van de Heer heeft mij opgericht,
de hand van de Heer was machtig.
Ik zal niet sterven maar blijven leven
en alom verhalen het werk van de Heer.
Geslagen, getuchtigd heeft mij de Heer,
maar niet ten dode gedoemd.
Maakt open de poort der gerechtigheid,
daarbinnen wil ik de Heer gaan danken.
Dit is de poort van de Heer,
de vromen treden er binnen.
Ik dank U, dat Gij mij hebt gehoord,
dat Gij mij redding gebracht hebt.
vers voor het evangelie: Ps. 118 (117), 24
Alleluia.
Dit is de dag, die de Heer heeft gemaakt,
wij zullen hem vieren in blijdschap.
Alleluia.
sequentie, zie maandag onder het paasoctaaf
173 evangelie: Mc. 16, 9-15
Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het evangelie.
De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus.
Lof zij U, Christus.
Nadat Jezus
in de vroege morgen van de eerste dag van de week
verrezen was,
verscheen Hij het eerst aan Maria Magdalena,
uit wie Hij zeven duivels had uitgedreven.
Deze ging het vertellen
aan hen, die zijn metgezellen waren geweest
en nu rouwden en weenden.
Maar toen die hoorden
dat Hij leefde en door haar gezien was
geloofden ze het niet.
Daarna verscheen Hij in een andere gedaante
aan twee van hen
toen zij te voet op weg waren naar buiten.
Nadat dezen teruggekeerd waren,
vertelden ze het aan de overigen,
maar zelfs zij werden niet geloofd.
Later verscheen Hij aan de elf,
terwijl zij aan tafel aanlagen.
Hij maakte hun een verwijt van hun hardnekkig ongeloof,
omdat zij geen geloof hadden geschonken aan degenen,
die Hem gezien hadden, nadat Hij verrezen was.
Daarop sprak Hij tot hen:
“Gaat uit over de hele wereld
en verkondigt het evangelie aan heel de schepping.”
Woord van de Heer.