3e week van Pasen, woensdag
190 eerste lezing: Hand. 8, 1-8
Zij trokken rond en verkondigden het woord van de Blijde
Boodschap.
Uit de Handelingen van de Apostelen.
Na de dood van Stefanus
brak een hevige vervolging los
tegen de kerk van Jeruzalem.
Allen verspreidden zich over het platteland van Judea en Samaria,
uitgezonderd de apostelen.
Vrome mannen begroeven Stefanus
en hielden een grote rouwklacht over hem.
Saulus echter woedde tegen de kerk,
waarbij hij het ene huis na het andere binnendrong,
mannen en vrouwen wegsleepte
en overleverde om gevangen gezet te worden.
Zij nu, die zich verspreid hadden, trokken rond
en verkondigden het woord van de Blijde Boodschap.
Zo kwam Filippus in de stad van Samaria
en predikte daar de Messias.
Filippus’ woorden oogstten algemene instemming,
toen de mensen hoorden wat hij zei
en toen zij de tekenen zagen die hij verrichtte.
Uit vele bezetenen
gingen de onreine geesten onder luid geschreeuw weg
en vele lammen en kreupelen werden genezen.
Daarover ontstond grote vreugde in die stad.
Woord van de Heer.
Wij danken God.
tussenzang: Ps. 66 (65), 1-3a, 4-5, 6-7a
Refrein:
Jubelt voor God, alle landen der aarde,
bezingt de heerlijkheid van zijn Naam.
Of: Alleluia.
Jubelt voor God, alle landen der aarde,
bezingt de heerlijkheid van zijn Naam.
Brengt Hem uw hulde en zegt tot uw God:
verbijsterend zijn al uw daden.
Heel de aarde moet U aanbidden,
bezingen uw heilige Naam.
Komt en aanschouwt wat God heeft verricht,
ontstellende daden onder de mensen.
Hij maakte de zee tot een droge vallei,
zij gingen te voet door de bedding.
Laten wij juichen van vreugde om Hem,
die eeuwig regeert door zijn macht.
vers voor het evangelie: Joh. 10, 14
Alleluia.
Ik ben de goede herder, zegt de Heer.
Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij.
Alleluia.
191 evangelie: Joh. 6, 35-40
Dit is de wil van mijn Vader, dat ieder die de Zoon ziet, eeuwig
leven bezit.
De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes.
Lof zij U, Christus.
In die tijd zei Jezus tot de menigte:
“Ik ben het brood des levens:
wie tot Mij komt zal geen honger meer hebben,
en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst krijgen.
Maar Ik zei u reeds dat gij toch niet gelooft,
hoewel gij Mij hebt gezien.
Al wat de Vader Mij geeft zal tot Mij komen,
en wie tot Mij komt zal Ik niet buitenwerpen.
Ik ben immers uit de hemel neergedaald,
niet om mijn eigen wil te doen
maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft;
en dit is de wil van Hem die Mij gezonden heeft,
dat Ik niets van wat Hij Mij gegeven heeft verloren laat gaan
maar het doe opstaan op de laatste dag.
Dit is de wil van mijn Vader,
dat ieder die, wanneer hij de Zoon ziet en in Deze gelooft,
eeuwig leven bezit;
en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.
Voor God is een uur een eeuw( of zoiets) ,en een uur een eeuw, hoorde ik eens. M.a.w. Zijn tijdrekening is niet die van ons.
Kan het laatste uur dan ook het moment van de dood zijn, bij heiligen b.v.? ??
Ik vind je vraag wel mooi, maar er staat ook in het O.T. dat er een eerste dood en een tweede dood is. En dat na de tweede dood een oordeel over de zielen plaatsvindt.
En tussen deze perioden van dood zijn zit een naar menselijke maatstaven lange periode van duizend jaren, maar naar Gods tijdrekening is dat misschien wel heel een korte periode.
Misschien wordt daarmee het vagevuur wel bedoeld als voorbode op het (eind-)oordeel….
En heiligen hebben misschien het voorrecht om die periode als het ware over te slaan…..
De laatste dag is de dag van het Laatste Oordeel, de dag waarop er een einde komt aan de materiële geschapen werkelijkheid. De laatste dag is meteen de dag van de verrijzenis. Alle gestorvenen wachten dus op die dag om te verrijzen. Tot nu toe is alleen Jezus uit de dood verrezen. Ook de heiligen zullen die dag verrijzen. Dat belet niet dat ze reeds met hun ziel bij God in de hemel zijn, m.a.w. heilig zijn. De periode tussen ‘onze’ dood en de dag van onze verrijzenis meet God niet met ons uurwerk. In de eeuwigheid bestaat geen tijd.… Lees verder »