3e week van Pasen, dinsdag
188 eerste lezing: Hand. 7, 51-8, 1a
Heer Jezus, ontvang mijn geest.
Uit de Handelingen van de Apostelen.
In die dagen sprak Stefanus tot het volk,
tot de oudsten en de schriftgeleerden:
“Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oor,
nog altijd weerstreeft gij de heilige Geest
juist zoals uw vaderen deden.
Wie van de profeten zijn door uw vaderen niet vervolgd?
Gedood hebben ze hen,
die de komst aankondigden van de Rechtvaardige,
wiens verraders en moordenaars gij nu geworden zijt,
gij nog wel,
die de Wet hebt ontvangen door bemiddeling van de engelen;
maar ge hebt ze niet onderhouden!”
Toen ze dit hoorden werden ze woedend
en ze knarsetandden tegen hem.
Maar Stefanus,
vervuld van de heilige Geest,
staarde naar de hemel en zag Gods heerlijkheid
en Jezus, staande aan Gods rechterhand;
en hij riep uit:
“Ik zie de hemel open
en de Mensenzoon staande aan Gods rechterhand.”
Maar zij begonnen luidkeels te schreeuwen,
stopten hun oren toe
en stormden als één man op hem af.
Zij sleepten hem buiten de poort en stenigden hem.
De getuigen legden hun mantels neer
aan de voeten van een jongeman die Saulus heette.
Terwijl zij Stefanus stenigden
bad hij:
“Heer Jezus ontvang mijn geest.”
Toen viel hij op zijn knieën
en riep met luide stem:
“Heer, reken hun deze zonde niet aan.”
Na deze woorden ontsliep hij.
Saulus stemde in met de moord op deze man.
Woord van de Heer.
Wij danken God.
tussenzang: Ps. 31 (30), 3cd-4, 6ab, 7b, 8a, 17, 21ab
Refrein:
Vertrouwvol leg ik mijn geest in uw handen, Heer.
Of: Alleluia.
Wees mij een rots waar ik vluchten kan,
een sterke burcht waar ik veilig kan toeven.
Want altijd zijt Gij mijn rots en mijn vesting,
uw Naam is mijn leider en gids.
Vertrouwvol leg ik mijn geest in uw handen,
Gij zult mij beschermen, getrouwe God.
Ik stel op U mijn vertrouwen, Heer,
ik mag mij verheugen in uw erbarmen.
Laat over uw dienaar uw Aanschijn stralen,
red mij door uw genade.
De glans van uw Aanschijn beschermt mij altijd
als mensen zich tegen mij keren.
Gij neemt mij op in uw tent,
beschut tegen kwade tongen.
vers voor het evangelie: Lc. 24, 46
Alleluia.
Christus moest lijden en sterven
en opstaan uit de doden,
en aldus binnengaan in zijn heerlijkheid.
Alleluia.
189 evangelie: Joh. 6, 30-35
Niet Mozes, maar mijn Vader geeft u het echte brood uit de hemel.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes.
In die dagen zei de menigte tot Jezus:
“Wat voor teken doet Gij dan wel
waardoor wij kunnen zien dat wij in U moeten geloven?
Wat doet Gij eigenlijk?
Onze vaderen hebben het manna gegeten in de woestijn
zoals geschreven staat:
Brood uit de hemel gaf Hij hun te eten.”
Jezus hernam:
“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u:
wat Mozes u gaf was niet het brood uit de hemel;
het echte brood uit de hemel
wordt u door mijn Vader gegeven;
want het brood van God daalt uit de hemel neer
en geeft leven aan de wereld.”
Zij zeiden tot Hem:
“Heer, geef ons te allen tijde dat brood.”
Jezus sprak tot hen:
“Ik ben het brood des levens:
wie tot Mij komt zal geen honger meer hebben,
en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst krijgen.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.