3e week van de advent, maandag
25 eerste lezing: Num. 24, 2-7.15-17a
Een ster komt op uit Jakob.
Uit het Boek Numeri.
Toen Bileam de ogen opsloeg en Israël
stam bij stam gelegerd zag, kwam de geest van God over hem.
Hij hief het volgende lied aan:
“Dit is het orakel van Bileam, zoon van Beor,
het orakel van de man, die geheimen mocht zien,
het orakel van hem die God hoort spreken,
die schouwt wat de Almachtige ontsluiert,
en in extase openbaringen ontvangt.
Hoe schoon zijn uw tenten, Jakob,
hoe mooi uw woningen, Israël:
als dalen liggen zij uitgespreid,
als tuinen langs een rivier,
als aloëbomen door de Heer geplant,
als ceders die staan aan het water.
Zijn emmers stromen over van water;
wat hij zaait wordt volop bevloeid.
Zijn koning komt hoger dan Agag;
zijn koningschap zal zich verheffen.”
Toen hief hij het volgende lied aan:
“Dit is het orakel van Bileam, zoon van Beor,
het orakel van de man, die geheimen mocht zien,
het orakel van hem, die God hoort spreken,
die weet wat de Allerhoogste weet,
die schouwt wat de Almachtige ontsluiert
en in extase openbaringen ontvangt.
Ik zie hem, maar niet in het heden,
ik aanschouw hem, maar niet van nabij;
een ster komt op uit Jakob,
een scepter rijst uit Israël.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.
tussenzang: Ps. 25 (24), 4bc-5ab, 6-7bc, 8-9
Refrein:
Wijs mij uw wegen, Heer,
leer mij uw paden kennen.
Wijs mij uw wegen, Heer,
leer mij uw paden kennen.
Leid mij volgens uw woord,
want Gij zijt mijn God en Verlosser.
Gedenk uw barmhartigheid, Heer,
uw altijd geschonken ontferming.
Herinner u niet het kwaad van mijn jeugd,
maar denk aan mij met erbarmen.
De Heer is goed en rechtschapen,
daarom wijst Hij zondaars de weg.
vers voor het evangelie
Alleluia.
De Heer komt, gaat Hem tegemoet;
Hij is de Vorst van de vrede.
Alleluia.
26 evangelie: Mt. 21, 23-27
Het doopsel van Johannes, waar was dat vandaan?
De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs.
Lof zij U, Christus.
Op zekere dag ging Jezus naar de tempel
en toen Hij daar aan het onderrichten was,
kwamen de hogepriesters en de oudsten van het volk
Hem de vraag stellen:
“Welke bevoegdheid hebt Gij om dit alles te doen?
En wie heeft U die bevoegdheid dan gegeven?”
Jezus antwoordde hun:
“Ik zal u ook een vraag stellen,
en als gij Mij daar antwoord op geeft,
zal Ik u op mijn beurt zeggen,
krachtens welke bevoegdheid Ik dit alles doe.
Het doopsel van Johannes, waar was dat vandaan?
Van de hemel of van de mensen?”
Zij beraadslaagden onder elkaar:
“Als wij zeggen: van de hemel, dan zal Hij tegen ons zeggen:
Waarom hebt gij hem dan geen geloof geschonken?
Als we zeggen: van de mensen,
dan hebben wij het volk te vrezen,
want iedereen houdt Johannes voor een profeet.
Ze gaven Jezus dus ten antwoord:
“Wij weten het niet.”
Toen zei Hij op zijn beurt tot hen:
“Dan zeg Ik u evenmin
krachtens welke bevoegdheid Ik zo handel.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.