Uit het lectionarium supplement
Sacramentsdag – jaar B
EERSTE LEZING
Dit is het bloed van het verbond dat de Heer met u sluit.
Lezing uit het boek Exodus 24, 3-8
In die dagen
kwam Mozes en stelde het volk in kennis
van alle woorden en bepalingen van de Heer.
Eenstemmig betuigde het volk:
“Alle woorden die de Heer tot ons gesproken heeft,
zullen wij onderhouden.”
Daarop stelde Mozes alle woorden van de Heer
op schrift.
De volgende morgen
bouwde hij aan de voet van de berg een altaar
en stelde twaalf wijstenen op,
naar de twaalf stammen van Israël.
Toen gaf hij jonge Israëlieten de opdracht,
stieren op te dragen
als brand- en slachtoffers voor de Heer.
Mozes nam de helft van het bloed
en deed dat in schalen,
terwijl hij de andere helft uitgoot over het altaar.
Toen nam hij het verbondsboek
en las dit voor aan het volk.
En zij verzekerden:
“Alles wat de Heer zegt,
zullen wij doen en ter harte nemen.”
Vervolgens nam Mozes het bloed,
sprenkelde dat over het volk en sprak:
“Dit is het bloed van het verbond dat de Heer,
op grond van al deze woorden, met u sluit.”
Woord van de Heer.
ANTWOORDPSALM Ps. 116B (115), 12-13, 15 en 16bc, 17-18 (R. 13)
R. De kelk van het heil zal ik nemen
en aanroepen de naam van de Heer.
of: Alleluia.
Wat kan ik de Heer teruggeven
voor al wat Hij mij gegeven heeft?
De kelk van het heil zal ik nemen
en aanroepen de naam van de Heer. R.
Want kostbaar is in het oog van de Heer
het sterven van zijn getrouwen.
Ik ben uw knecht, de zoon van uw dienstmaagd,
Gij hebt mijn boeien geslaakt. R.
U zal ik een lofoffer brengen,
aanroepen de naam van de Heer.
Ik zal mijn geloften volbrengen
waar heel zijn volk het ziet. R.
TWEEDE LEZING
Het bloed van Christus zal onze ziel zuiveren.
Lezing uit de Brief aan de Hebreeën 9, 11-15
Broeders en zusters,
Nu is Christus gekomen,
de hogepriester van het waarachtige heil.
De tent van zijn priesterschap
is groter en volmaakter dan de vorige;
ze is niet gemaakt door mensenhand,
dat wil zeggen,
ze behoort niet tot onze geschapen wereld.
Het bloed van zijn offer is zijn eigen bloed,
niet dat van bokken en kalveren.
Zo is Hij het heiligdom binnengegaan, eens voor altijd,
en Hij heeft een eeuwige verlossing verworven.
Want als het bloed van bokken en stieren
en de gesprenkelde as van een vaars
de verontreinigden kan heiligen
zodat zij wettelijk rein worden,
hoeveel groter is de kracht van Christus’ bloed!
Door de eeuwige Geest
heeft Hij zichzelf aan God geofferd,
een smetteloos offer,
dat onze ziel zuivert van dode werken
om de levende God te eren.
En daarom is Hij middelaar van een nieuw verbond:
er heeft een sterven plaatsgehad
dat bevrijding brengt van de zonden
die onder het eerste verbond zijn bedreven;
nu kunnen zij die door God geroepen zijn,
het eeuwig erfdeel ontvangen dat hun is toegezegd.
Woord van de Heer.
SEQUENTIE
(Deze facultatieve sequentie kan ofwel in zijn geheel worden gezongen, ofwel in de korte vorm vanaf de woorden: * Zie het brood)
Loof, o Sion, uw Verlosser,
loof uw Leidsman en uw Herder
in gezang en liederen.
Loof Hem luid, naar best vermogen:
Hij gaat alle lof te boven,
loven kunt gij nooit genoeg.
Laten wij met name heden
zingen van het onvolprezen
levend brood, dat leven geeft.
Dat de Heer, zoals wij weten,
aan de twaalf heeft willen geven
bij het heilig avondmaal.
Vol en krachtig zij ons loflied,
waarin blij en schoon weerklinke
heel de jubel van ons hart.
Want wij vieren heden plechtig
dat de Heer dit heilig feestmaal
liefdevol heeft ingesteld.
Dit nieuw paasmaal, dat de Koning
van het nieuw Verbond bereid heeft,
sluit het oude Pasen af.
Zo doet nieuwheid oudheid wijken,
doet vervulling schaduw vluchten,
drijft het licht het duister uit.
Hetgeen Christus bij die maaltijd
deed, gebood Hij te herhalen
tot zijner gedachtenis.
Onderricht door deze lering,
heiligen wij brood en wijn
tot offer van ons eeuwig heil.
’t Is geloofspunt voor de christen:
hier wordt brood in ’t Vlees des Heren,
wijn veranderd in zijn Bloed.
Wat gij niet begrijpt of zien kunt,
wordt in diep geloof beleden,
buiten de orde der natuur.
Onder tweeërlei gedaanten,
die slechts tekens zijn, geen wezen,
schuilt verheven werkelijkheid.
Vlees is spijs en bloed is drank, maar
onder iedere gedaante
blijft de Christus ongedeeld.
Door wie eet, wordt Hij ontvangen
ongedeeld en ongebroken:
elk ontvangt Hem heel en al.
Of er één of duizend eten,
evenveel ontvangt eenieder:
Hij wordt daardoor niet verteerd.
Goeden eten, bozen eten:
maar hun lot is zeer verschillend:
leven of verdoemenis.
Dood den bozen, goeden ’t leven:
beiden nuttigen hetzelfde,
maar bemerk met welk verschil.
Wordt het Sacrament gebroken,
wil niet weifelen maar weten,
dat in elk deel zoveel schuilgaat
als er is in het geheel.
Breken kan men niet het wezen,
maar alleen het zichtbaar teken.
Ongeschonden blijft de staat en
de gestalte van de Heer.
* Zie, het brood dat Engelen eten,
wordt de spijs van aardse pelgrims;
waarlijk, brood der kind’ren is het,
dat men niet voor honden werpt.
Voorbeduid werd het in beelden,
toen eens Isaak werd geofferd,
toen de Joden paasmaal vierden,
toen het manna voor hen viel.
Goede Herder, brood des levens,
Jezus, toon ons uw ontferming:
wil ons weiden, ons geleiden
naar de zalige aanschouwing
in het land der levenden.
Gij, alwetend en almachtig,
hier de spijs van stervelingen,
maak ons daar tot disgenoten,
mede-erfgenamen, mede-
burgers van uw eeuwig rijk.
Ofwel
Lauda, Sion, Salvatorem,
lauda ducem et pastorem
in hymnis et canticis.
Quantum potes, tantum aude:
quia maior omni laude,
nec laudare sufficis.
Laudis thema specialis,
panis vivus et vitalis
hodie proponitur.
Quem in sacrae mensa cenae,
turbae fratrum duodenae
datum non ambigitur.
Sit laus plena, sit sonora,
sit iucunda, sit decora
mentis iubilatio.
Dies enim sollemnis agitur,
in qua mensae prima recolitur
huius institutio.
In hac mensa novi Regis,
novum Pascha novae legis
Phase vetus terminat.
Vetustatem novitas,
umbram fugat veritas,
noctem lux eliminat.
Quod in cena Christus gessit,
faciendum hoe expressit
in sui memoriam.
Docti sacris institutis,
panem, vinum in salutis
consecramus hostiam.
Dogma datur Christianis,
quod in carnem transit panis,
et vinum in sanguinem.
Quod non capis, quod non vides,
animosa firmat fides,
praeter rerum ordinem.
Sub diversis speciebus,
signis tantum, et non rebus,
latent res eximiae.
Caro cibus, sanguis potus:
manet tamen Christus totus,
sub utraque specie.
A sumente non concisus,
non confractus, non divisus:
integer accipitur.
Sumit unus, sumunt mille:
quantum isti, tantum ille:
nec sumptus consumitur.
Sumunt boni, sumunt mali:
sorte tamen inaequali,
vitae vel interitus.
Mors est malis, vita bonis:
vide paris sumptionis
quam sit dispar exitus.
Fracto demum sacramento,
ne vacilles, sed memento
tantum esse sub fragmento,
quantum toto tegitur.
Nulla rei fit scissura:
signi tantum fit fractura,
qua nec status nec statura
signati minuitur.
* Ecce panis angelorum,
factus cibus viatorum:
vere panis filiorum,
non mittendus canibus.
In figuris praesignatur,
cum Isaac immolatur,
agnus Paschae deputatur,
datur manna patribus.
Bone Pastor, panis vere,
lesu, nostri miserere:
tu nos pasce, nos tuere,
tu nos bona fac videre
in terra viventium.
Tu, qui cuncta scis et vales,
qui nos pascis hic mortales:
tuos ibi commensales,
coheredes et sodales
fac sanctorum civium.
ALLELUIA Joh. 6, 51
R. Alleluia.
Ik ben het levende brood
dat uit de hemel is neergedaald,
zegt de Heer;
als iemand van dit brood eet,
zal hij leven in eeuwigheid.
R. Alleluia.
EVANGELIE
Dit is mijn lichaam. Dit is mijn bloed.
Lezing uit het heilig Evangelie
volgens Marcus 14, 12-16. 22-26
Op de eerste dag van het ongedesemde brood,
de dag waarop men het paaslam slacht,
zeiden zijn leerlingen tot Jezus:
“Waar wilt Gij dat wij voorbereidselen gaan treffen,
zodat Gij het paasmaal kunt houden?”
Hij zond daarop twee van zijn leerlingen
uit met de opdracht:
“Gaat naar de stad
en daar zult ge een man tegenkomen
die een kruik water draagt;
volg hem
en zegt aan de eigenaar van het huis
waar hij binnengaat:
De Meester laat vragen:
Waar is de zaal voor Mij,
waar Ik met mijn leerlingen het paasmaal kan houden?
Hij zal u dan een grote bovenzaal laten zien,
met rustbedden en van al het nodige voorzien;
maakt daar alles voor ons klaar.”
De leerlingen vertrokken,
gingen de stad binnen,
vonden alles zoals Hij het hun gezegd had
en maakten het paasmaal gereed.
Onder de maaltijd nam Jezus brood,
sprak de zegen uit,
brak het en gaf het hun met de woorden:
“Neemt, dit is mijn Lichaam.”
Daarna nam Hij de beker
en na het spreken van het dankgebed
reikte Hij hun die toe
en zij dronken allen daaruit.
En Hij sprak tot hen:
“Dit is mijn Bloed van het Verbond,
dat vergoten wordt voor velen.
Voorwaar, Ik zeg u:
Ik zal niet meer drinken
van wat de wijnstok voortbrengt
tot op de dag waarop Ik het, nieuw,
zal drinken in het Koninkrijk van God.”
Nadat zij de lofzang gezongen hadden,
gingen zij naar de Olijfberg.
Woord van de Heer.