9e zondag door het jaar B
134 eerste lezing: Deut. 5, 12-15
Bedenk dat gij slaaf zijt geweest in Egypte.
Uit het boek Deuteronomium.
Dit zegt de Heer:
“Onderhoud de sabbat:
die moet heilig voor u zijn,
zoals de Heer uw God u heeft geboden.
Zes dagen kunt ge werken en al uw arbeid verrichten,
maar de zevende dag is een sabbat voor de Heer, uw God.
Dan moogt ge geen enkele arbeid verrichten,
gijzelf niet, uw zoon niet, uw dochter niet,
uw slaaf niet, uw slavin niet,
uw rund niet, uw ezel niet, uw overige vee niet
en ook niet de vreemdeling binnen uw poorten.
Dan kunnen uw slaaf en uw slavin uitrusten, evenals gijzelf.
Bedenk dat gij slaaf zijt geweest in Egypte
en dat de Heer, uw God u met sterke hand
en opgestoken arm uit dat land heeft geleid.
Daarom heeft Hij u geboden de sabbat te onderhouden.”
Zo spreekt de Heer.
Wij danken God.
tussenzang: Ps. 81, 3-4, 5-6ab, 6c-8a, 10-11ab
Refrein:
Huldigt de Heer, onze sterkte.
Laat horen uw liederen, slaat de cimbalen,
speelt op uw citer en lier.
Laat schallen de hoorn op nieuwe maan;
op volle maan, onze feestdag.
Zoals het voor Israël vastgesteld is,
bevolen door Jakobs God.
Zoals Hij het volk van Jozef gebood,
toen Hij ten strijde trok tegen Egypte.
Nu hoor ik een stem, die ik nooit heb gehoord:
Ik heb u de last van uw schouders genomen.
Uw handen lieten de draagkorven staan;
gij hebt Mij geroepen, Ik heb u bevrijd.
Hoor dan, mijn volk, als Ik u waarschuw,
Israël, luister naar Mij!
Nooit mag er een vreemde God zijn bij u,
aanbid geen goden uit andere landen.
135 tweede lezing: 2 Kor. 4, 6-11
Het leven van Jezus wordt in uw lichamen geopenbaard.
Uit de tweede brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen
van Korinte.
Broeders en zusters,
dezelfde God die gezegd heeft:
“Licht moet schijnen uit het duister”
is als een licht in onze harten opgegaan
om de kennis te doen stralen van zijn heerlijkheid,
die ligt over het gelaat van Christus
.Maar wij dragen deze schat in aarden potten;
duidelijk blijkt,
dat die overgrote kracht van God komt en niet van ons.
Wij worden aan alle kanten bestookt,
maar raken toch niet klem;
wij zien geen uitweg meer,
maar zijn nooit ten einde raad;
wij worden opgejaagd,
maar niet in de steek gelaten;
wij worden neergeveld,
maar gaan er niet aan dood.
Altijd dragen wij het sterven van Jezus in ons lichaam mee,
want ook het leven van Jezus
moet in ons lichaam openbaar worden.
Voortdurend wordt ons leven aan de dood uitgeleverd
om Jezus’ wil,
opdat ook het leven van Jezus
zich zou openbaren in ons sterfelijk bestaan.
Zo spreekt de Heer.
Wij danken God.
vers voor het evangelie: Ef. 1, 17-18
Alleluia.
De Vader van onze Heer Jezus Christus verlichte ons
innerlijk oog,
opdat wij zien hoe groot de hoop is waartoe Hij ons roept.
Alleluia.
136 evangelie: Mc. 2, 23-3, 6
De Mensenzoon is Heer, ook van de sabbat.
De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus.
Lof zij U, Christus.
Eens ging Jezus op sabbat door de korenvelden
en zijn leerlingen begonnen onder het gaan aren te plukken.
De Farizeeën zeiden tot Hem:
“Waarom doen ze op sabbat iets wat niet geoorloofd is?”
Hij gaf hun ten antwoord:
“Hebt gij nooit gelezen wat David deed, toen hij gebrek had
en hij en zijn metgezellen honger kregen?
Hoe hij onder de hogepriester Abjatar
het huis van God binnenging
en van de toonbroden at, die alleen de priesters mogen eten,
en hoe hij er ook van gaf aan zijn metgezellen?”
En Hij voegde er aan toe:
De sabbat is gemaakt om de mens,
maar niet de mens om de sabbat.
De Mensenzoon is dus Heer ook van de sabbat.”
Op een andere keer ging Hij naar de synagoge
waar een man aanwezig was met een verschrompelde hand.
Zij hielden Hem in het oog
om te zien of Hij hem op sabbat zou genezen,
met de bedoeling Hem daarvan te beschuldigen.
Hij zei nu tot de man met de verschrompelde hand:
“Kom in het midden staan.”
Daarop stelde Hij hun de vraag:
“Is het niet eerder geoorloofd op sabbat goed te doen dan kwaad,
iemand te redden dat te doden?”
Maar zij zwegen.
Toen liet Hij toornig,
maar tegelijkertijd bedroefd om de verstoktheid van hun hart
zijn blik rondgaan
en zei tot de man:
“Steek uw hand uit.”
Hij stak zijn hand uit
en deze was weer gezond.
De Farizeeën gingen naar buiten
en aanstonds smeedden zij met de Herodianen plannen
om Hem uit de weg te ruimen.
Zo spreekt de Heer.
Wij danken God.