Pinksteren, Vigiliemis

Vigiliemis van Pinksteren, jaren A, B en C

101a eerste lezing: Gen. 11, 1-9

Die stad noemt men Babel omdat daar verwarring is 
ontstaan in de taal van alle mensen.

Uit het boek Genesis.
Alle mensen op aarde spraken één taal
en gebruikten dezelfde woorden.
Nadat ze uit het oosten weggetrokken waren
vonden ze een vlakte in Sinear en vestigden zich daar.
Zij zeiden tot elkaar:
“Kom, laten wij tegels maken en ze harden in het vuur.”
De tegels gebruikten zij als bouwstenen
met asfalt als mortel.
Nu zeiden ze:
“Laten wij een stad bouwen met een toren
waarvan de spits tot in de hemel reikt:
dan krijgen wij naam
en worden wij niet over de aardbodem verspreid.”
Toen de Heer neerdaalde om de stad
en de toren die de mensen bouwden
in ogenschouw te nemen,
zei Hij:
“Nu zijn ze één volk
en spreken zij allen dezelfde taal.
Wat zij nu doen is nog maar een begin;
later zal geen enkel van hun plannen
meer te stuiten zijn.
Laten wij neerdalen
en verwarring brengen in hun taal,
zodat de een niet meer verstaat wat de ander zegt.”
En de Heer dreef hen van daar naar alle kanten
de hele aardbodem over,
en er kwam een einde aan de bouw van de stad.
Daarom noemt men die stad Babel,
want de Heer heeft daar verwarring gebracht
in de taal van alle mensen
en hen vandaar over de hele aardbodem verspreid.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

ofwel

101b eerste lezing: Ex. 19, 3-8a.16-20b

De Heer zal voor de ogen van heel het volk neerdalen op
de Sinaï.

Uit het boek Exodus.
In die dagen ging Mozes de berg op naar God.
Toen hij boven was, sprak de Heer hem daar aan en zei:
“Dit moet gij zeggen tot het huis van Jakob
en doen weten aan de zonen van Israël.
Met eigen ogen hebt gij het gezien
hoe Ik ben opgetreden tegen Egypte,
hoe Ik u op arendsvleugelen gedragen en hier bij Mij gebracht heb.
Als gij aan mijn woord gehoorzaamt
en mijn verbond onderhoudt,
dan zult ge – hoewel de hele aarde Mij toebehoort –
van alle volken op bijzondere wijze mijn eigendom zijn.
Gij zult mijn priesterlijk koninkrijk en mijn heilig volk zijn.
Deze woorden moet gij de Israëlieten overbrengen.”
Mozes ging terug, riep de oudsten van het volk bijeen
en deelde hun alles mee wat de Heer hem had opgedragen.
Eenstemmig gaf het volk dit ten antwoord:
“Alles wat de Heer zegt zullen wij volbrengen.”
Op de derde dag, vroeg in de morgen,
begon het te donderen en te bliksemen.
Boven de berg hing een dichte wolk,
machtig bazuingeschal weerklonk,
en alle mensen in het kamp beefden van angst.
Toen voerde Mozes het volk uit het kamp naar buiten,
God tegemoet.
Aan de voet van de berg bleven zij staan.
De Sinaï was geheel in rook gehuld,
omdat de Heer in vuur was neergedaald.
De rook steeg omhoog als de rook van een smeltoven.
Heel het volk was met ontzetting geslagen.
Bazuingeschal weerklonk, luider en luider.
Mozes sprak, en de stem van God antwoordde hem.
En de Heer riep Mozes naar de top van de berg
en Mozes ging naar boven.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

ofwel

101c eerste lezing: Ez. 37, 1-14

Dorre beenderen, Ik ga mijn geest over u brengen en gij 
zult leven.

Uit de Profeet Ezechiël.
In die dagen legde de hand des Heren zich op mij:
in een sterke wind nam Hij mij op
en Hij plaatste mij midden in een vallei
en deze vallei was vol beenderen.
In alle richtingen geleidde Hij mij langs de beenderen:
het was een ontzaglijke hoeveelheid
en heel de oppervlakte van de vallei was er mee bedekt;
droog waren ze en dor.
Toen sprak Hij tot mij:
“Mensenkind, kunnen die beenderen tot leven gewekt worden?”
Ik antwoordde: “Heer God, U weet het.”
Daarop beval Hij mij:
“Profeteer dan over die beenderen en spreek hun toe als volgt:
Dorre beenderen, luister naar het woord des Heren.
Zo spreekt God de Heer:
Beenderen, hier aanwezig:
Ik ga mijn geest over u brengen en gij zult leven.
Ik leg weer spieren over u, met vlees bedek lk u
en Ik span een huid over u heen
en mijn geest stort Ik uit over u en gij zult leven.”
En ik profeteerde precies zoals mij bevolen was
en terwijl ik profeteerde hoorde ik een geruis
en het was heel sterk:
de beenderen bewogen zich naar elkaar toe,
juist zoals ze bij elkaar hoorden.
En voor mijn ogen bedekten de beenderen zich met spieren en vlees
en er spande zich een huid overheen;
maar er was nog geen geest in.
En opnieuw sprak Hij tot mij:
“Profeteer tot de geest; profeteer, mensenkind,
en spreek tot de geest:
Zo spreekt de Heer God:
Kom, geest, van de vier windstreken
en blaas over deze gevallenen
opdat ze weer leven.”
En ik profeteerde zoals Hij bevolen had:
en de geest blies over de gevallenen
en ze begonnen te leven;
ze richtten zich op hun benen op:
een leger was het, onafzienbaar groot.
Hij sprak tot mij:
“Mensenkind, deze beenderen zijn het huis van Israël.
Ze zeggen almaar: Onze beenderen zijn verdord,
onze hoop vervlogen, het is met ons gedaan!
Profeteer daarom en spreek tot hun:
Zo spreekt God de Heer:
Ik ga uw graven openen;
in massa’s zal Ik u uit uw graven wegvoeren
en u brengen naar de grond van Israël.
En wanneer Ik dan uw graven geopend heb
en u in massa’s zal hebben weggevoerd uit uw graven
zult gij weten dat Ik de Heer ben.
Mijn geest zal Ik over u uitstorten en gij zult leven;
Ik zal u vestigen op uw eigen grond
en gij zult weten dat Ik de Heer ben:
Wat Ik zeg, dat volbreng Ik!”
Zo luidt de godsspraak des Heren.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

ofwel

101d eerste lezing: Joël 3, 1-5

Over mijn slaven en slavinnen zal Ik mijn geest uitstorten.

Uit de Profeet Joël.
Dit zegt de Heer:
“Dan zal het gebeuren:
Ik zal mijn geest uitstorten over alle mensen,
uw zonen en uw dochters zullen profeteren,
uw grijsaards dromen zien,
uw jonge mannen visioenen krijgen.
Zelfs over de slaven en de slavinnen
stort Ik mijn geest uit in die dagen.
Wondertekenen zal Ik tonen
aan de hemel en op aarde:
vloed, vuur en paddestoelen van rook.
De zon zal in duisternis verkeren,
de maan in bloed,
voordat de dag van de Heer komt,
de grote, angstwekkende dag.
Zo zal het gaan:
al wie de naam van de Heer aanroept,
hij wordt gered,
want op de berg Sion en in Jeruzalem,
daar zal de redding zijn,
zoals de Heer heeft gezegd.
En degenen die door de Heer worden geroepen,
zij zijn het die ontkomen.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.

tussenzang: Ps. 104 (103), 1-2a, 24 en 35c, 27-28, 29bc-30

Refrein:
Zendt Gij uw geest, dan komt er weer leven,
dan maakt Gij uw schepping weer nieuw.
Of: Alleluia.

Verheerlijk, mijn ziel, de Heer,
wat zijt Gij groot, Heer mijn God!
Met glorie en luister zijt Gij gekleed,
uw mantel is zuiver licht.

Hoeveel is het wat Gij gedaan hebt, Heer,
en alles in wijsheid gemaakt.
De aarde is vol van uw schepsels,
de Heer zij altijd geprezen!

En al de dieren verwachten van U,
dat Gij ze voedt op hun tijd.
Wat Gij voor hen uitstrooit verzamelen zij,
ze worden verzadigd als Gij uw hand opent.

Neemt Gij hun geest weg, dan komen zij om,
en keren terug tot de aarde.
Maar zendt Gij uw geest, dan komt er weer leven,
dan maakt Gij uw schepping weer nieuw.

102 tweede lezing: Rom. 8, 22-27

De Geest pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen.

Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Rome.
Broeders en zusters,
wij weten
dat de hele natuur kreunt en barensweeën lijdt, altijd door.
En niet alleen zij, ook wijzelf
die toch reeds de eerstelingen van de Geest hebben ontvangen,
ook wij zuchten over ons eigen lot,
zolang wij nog wachten op de verlossing van ons lichaam.
In deze hoop zijn wij gered.
Maar men spreekt niet van hopen
als men het voorwerp van zijn hoop reeds aanschouwt:
wie verwacht nog wat hij al ziet?
Daar onze hoop gericht is op het onzichtbare,
moet onze verwachting gepaard gaan met standvastigheid.
Evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp.
Want wij weten niet eens hoe wij behoren te bidden,
maar de Geest zelf pleit voor ons
met onuitsprekelijke verzuchtingen.
En Hij die de harten doorgrondt
weet waar de Geest op zint,
want Hij pleit voor de heiligen naar Gods bedoeling.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

vers voor het evangelie

Alleluia.
Kom, heilige Geest, vervul het hart van uw gelovigen
en ontsteek in hen het vuur van uw liefde.
Alleluja.

103 evangelie: Joh. 7, 37-39

Stromen van levend water zullen vloeien.

De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes.
Lof zij U, Christus.

Op de laatste en grootste dag van het feest
stond Jezus daar en riep met luide stem:
“Als iemand dorst heeft,
hij kome tot Mij.
Wie in Mij gelooft
hij drinke!
Zoals de Schrift zegt:
Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.”
Hiermee doelde Hij op de Geest,
die zij die in Hem geloofden zouden ontvangen,
want de Geest was er nog niet,
omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

Subscribe
Abonneren op

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments