1e zondag van Pasen, jaar A

1e zondag van Pasen, jaar A

77 eerste lezing: Hand. 10, 34a, 37-43

Wij hebben met Hem gegeten en gedronken nadat Hij 
uit de doden was opgestaan.

Uit de handelingen der Apostelen.
In die tijd nam Petrus het woord en sprak:
“Gij weet wat er overal in Judea gebeurd is;
hoe Jezus van Nazaret zijn optreden begon in Galilea
na het doopsel dat Johannes predikte,
en hoe God Hem gezalfd heeft
met de heilige Geest en met kracht.
Hij ging weldoende rond
en genas allen
die onder de dwingelandij van de duivel stonden,
want God was met Hem.
En wij getuigen van alles
wat Hij in het land van de Joden en in Jeruzalem gedaan heeft.
Hem hebben ze aan het kruishout geslagen en vermoord.
God heeft Hem echter op de derde dag doen opstaan
en laten verschijnen,
niet aan het hele volk,
maar aan de getuigen die door God tevoren waren uitgekozen,
aan ons die met Hem gegeten en gedronken hebben,
nadat Hij uit de doden was opgestaan.
Hij gaf ons de opdracht aan het volk te prediken, en te getuigen
dat Hij de door God aangestelde rechter is
over de levenden en de doden.
Van Hem leggen alle profeten het getuigenis af,
dat ieder die in Hem gelooft
door zijn Naam vergiffenis van zonden verkrijgt.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.

tussenzang: Ps. 118 (117), 1-2, 16ab-17, 22-23

Refrein:
Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt.
Wij zullen hem vieren in blijdschap.

Brengt dank aan de Heer, want Hij is genadig,
eindeloos is zijn erbarmen!

Stammen van Israël, dankt de Heer,
eindeloos is zijn erbarmen!

De Heer greep in met krachtige hand,
de hand van de Heer heeft mij opgericht.

Ik zal niet sterven maar blijven leven
en alom verhalen het werk van de Heer.

De steen die de bouwers hebben versmaad,
die is tot hoeksteen geworden.

Het is de Heer, die dit heeft gedaan,
een wonder voor onze ogen.

78a tweede lezing Jaar A: Kol. 3,1-4

Zoekt wat boven is daar waar Christus zetelt.

Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Kolosse.
Broeders en zusters,
als gij dan met Christus ten leven zijt gewekt,
zoekt wat boven is,
daar waar Christus zetelt aan de rechterhand Gods.
Zint op het hemelse, niet op het aardse.
Gij zijt immers gestorven
en uw leven is nu met Christus verborgen in God.
Christus is uw leven,
en wanneer Hij verschijnt
zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

ofwel

78b tweede lezing Jaar A: 1 Kor. 5,6b-8

Doet het zuurdeeg weg om vers deeg te worden

Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters,
gij weet dat een beetje zuurdeeg genoeg is
om het hele deeg zuur te maken?
Doet het oude zuurdeeg weg om vers deeg te worden;
ge moet immers zijn als ongezuurde paasbroden,
want ook ons Paaslam is geslacht:
Christus zelf.
Wij moeten ons feest niet vieren met het oude zuurdeeg,
met het verderf van slechtheid en ontucht,
maar met het zuivere brood van reinheid en waarheid.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

sequentie

Laat ons ‘t Lam van Pasen loven,
’t Lam Gods met offers eren.
Ja, het Lam redt de schapen,
Christus brengt door zijn onschuld
ons arme zondaren tot de Vader.
Dood en leven, o wonder,
moeten strijden tesamen.
Die stierf, Hij leeft, Hij is onze koning.
Zeg het ons Maria,
wat is ‘t dat gij gezien hebt?
Het graf van Christus dat leeg was,
de glorie van Hem die opgestaan is,
eng’len als getuigen,
de zweetdoek en het doodskleed.
Mijn hoop, mijn Christus in leven!
Zie Hij gaat u voor naar Galilea.
Waarlijk Christus is verrezen: stond op uit de doden.
O Koning, onze Held, geef ons vrede. Alleluia.

vers voor het evangelie: 1 Kor. 5,7b-8a

Alleluia.
Ons Paaslam is geslacht: Christus zelf.
Wij moeten ook ons feest vieren in de Heer.
Alleluia.

79a evangelie Jaar A: Joh. 20,1-9

Hij moest namelijk uit de doden opstaan.

De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes.
Lof zij U, Christus.

Op de eerste dag van de week kwam Maria Magdalena
vroeg in de morgen, het was nog donker, bij het graf
en zag dat de steen van het graf was weggerold.
Zij liep snel naar Simon Petrus
en naar de andere, de door Jezus beminde leerling
en zei tot hen:
“Ze hebben de Heer uit het graf genomen
en wij weten niet waar ze Hem hebben neergelegd.”
Daarop gingen Petrus en de andere leerling op weg naar het graf.
Ze liepen samen vlug voort,
maar de andere leerling snelde Petrus vooruit
en kwam het eerst bij het graf aan.
Voorover bukkend zag hij de zwachtels liggen,
maar hij ging niet naar binnen.
Simon Petrus die hem volgde, kwam ook bij het graf
en trad wel binnen.
Hij zag dat de zwachtels er lagen,
maar dat de zweetdoek die zijn hoofd had bedekt
niet bij de zwachtels lag,
maar ergens afzonderlijk opgerold op een andere plaats.
Toen ging ook de andere leerling,
die het eerst bij het graf was aangekomen naar binnen;
hij zag en geloofde,
want zij hadden nog niet begrepen hetgeen er geschreven stond,
dat Hij namelijk uit de doden moest opstaan.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

ofwel

76 evangelie Jaar A zoals ’s nachts: Mt. 28, 1-10

Waarom zoekt gij de levende onder de doden?

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs.
Na de sabbat
bij het aanbreken van de eerste dag der week
kwamen Maria Magdalena en de andere Maria
naar het graf kijken.
Plotseling ontstond er een hevige aardbeving
en een engel van de Heer daalde uit de hemel,
kwam naderbij, rolde de steen weg
en zette zich daarop neer.
Hij straalde als een bliksemschicht
en zijn kleed was wit als sneeuw.
De bewakers begonnen van schrik voor hem te beven
en het leven scheen uit hen geweken.
De engel sprak de vrouwen aan en zei:
“Gij behoeft niet bevreesd te zijn;
ik weet dat gij Jezus zoekt, de gekruisigde.
Hij is niet hier,
Hij is verrezen zoals Hij gezegd heeft;
komt zien naar de plaats waar Hij gelegen heeft.
Gaat nu terstond aan zijn leerlingen zeggen:
Hij is verrezen van de doden,
en nu gaat Hij u voor naar Galilea; daar zult gij Hem zien.
Dat had ik u te zeggen.”
Terstond gingen zij weg van het graf,
met vrees en grote vreugde, en zij haastten zich
het nieuws aan zijn leerlingen over te brengen.
En zie, Jezus kwam hen tegemoet en zij: “Weest gegroet.”
Zij traden op Hem toe,
omklemden zijn voeten en aanbaden Hem.
Toen sprak Jezus tot hen: “Weest niet bevreesd.
Gaat aan mijn broeders de boodschap brengen,
dat zij naar Galilea moeten gaan
en daar zullen zij Mij zien.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.

ofwel

79b evangelie Jaar A ‘s avonds: Lc. 24, 13-35

Blijf bij ons, Heer, want het wordt al avond

De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas.
Lof zij U, Christus.

In die tijd
waren er twee van de leerlingen van Jezus op weg naar een dorp
dat Emmaüs heette
en dat ruim elf kilometer van Jeruzalem lag.
Zij spraken met elkaar over alles wat was voorgevallen.
Terwijl zij zo aan het praten waren en van gedachten wisselden,
kwam Jezus zelf op hen toe
en Hij liep met hen mee.
Maar hun ogen werden verhinderd Hem te herkennen.
Hij vroeg hun:
“Wat is dat voor een gesprek dat gij onderweg met elkaar voert?”
Met een bedrukt gezicht bleven ze staan.
Een van hen, die Kléopas heette, nam het woord en sprak tot Hem:
“Zijt Gij dan de enige vreemdeling in Jeruzalem,
dat Gij niet weet wat daar dezer dagen gebeurd is?”
Hij vroeg hun: “Wat dan?”
Ze antwoordden Hem:
“Dat met Jezus de Nazarener,
een man die profeet was,
machtig in daad en woord,
in het oog van God en van heel het volk;
hoe onze hogepriesters en overheidspersonen
Hem hebben overgeleverd
om Hem ter dood te laten veroordelen
en hoe zij Hem aan het kruis hebben geslagen.
En wij leefden in hoop,
dat Hij degene zou zijn die Israël ging verlossen!
Maar met dit al is het reeds de derde dag
sinds die dingen gebeurd zijn.
Wel hebben een paar vrouwen uit ons midden
ons in de war gebracht;
ze waren in de vroegte naar het graf geweest,
maar hadden zijn lichaam niet gevonden,
en ze kwamen zeggen
dat zij ook nog een verschijning van engelen hadden gehad,
die verklaarden dat Hij weer leefde.
Daarop zijn enkelen van de onzen naar het graf gegaan
en zij bevonden het zoals de vrouwen gezegd hadden,
maar Hem zagen ze niet.”
Nu sprak Hij tot hen:
“O onverstandigen,
die zo traag van hart zijt
in het geloof aan alles wat de profeten gezegd hebben!
Moest de Messias dat alles niet lijden
om in zijn glorie binnen te gaan?”
Beginnend met Mozes verklaarde Hij hun uit al de profeten
wat in de Schriften op Hem betrekking had.
Zo kwamen ze bij het dorp waar ze heen gingen,
maar Hij deed alsof Hij verder moest gaan.
Zij drongen bij Hem aan:
“Blijf bij ons, want het wordt al avond en de dag loopt ten einde.”
Toen ging Hij binnen om bij hen te blijven.
Terwijl Hij met hen aanlag, nam Hij brood,
sprak de zegen uit,
brak het en reikte het hun toe.
Nu gingen hun ogen open en zij herkenden Hem,
maar Hij verdween uit hun gezicht.
Toen zeiden ze tot elkaar:
“Brandde ons hart niet in ons,
zoals Hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften ontsloot?”
Ze stonden onmiddellijk op en keerden naar Jeruzalem terug.
Daar vonden ze de elf met de mensen van hun groep bijeen.
Deze verklaarden:
“De Heer is werkelijk verrezen,
Hij is aan Simon verschenen.”
En zij van hun kant vertelden wat er onderweg gebeurd was
en hoe Hij door hen herkend werd
aan het breken van het brood.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

Subscribe
Abonneren op

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments