34e zondag door het jaar A, Christus Koning

Christus, Koning van het Heelal, 34e en laatste zondag door het jaar A

209 eerste lezing: Ez. 34, 11-12. 15-17

Gij zijt mijn schapen, Ik zal recht doen aan het ene dier
tegenover het andere.

Uit de Profeet Ezechiël.
Zo spreekt God de Heer:
“Ik zoek mijn kudde op en bezoek mijn eigen schapen.
Zoals een herder omziet naar zijn kudde,
en zich onder zijn schapen begeeft wanneer ze verstrooid zijn,
zo zal Ik omzien naar mijn schapen
en ze in veiligheid brengen, hoe ver ze ook afgedwaald zijn
ten gevolge van mist en nevel.
Ik zal mijn schapen weiden, Ik zelf zal ze laten rusten,
spreekt God de Heer.
Het vermiste schaap ga Ik zoeken,
het verdwaalde breng Ik terug,
het verwonde verbind Ik,
het zieke geef Ik weer kracht
en het gezonde en sterke blijf Ik verzorgen.
Ik zal ze laten weiden zoals het behoort.
En gij, mijn schapen – zo spreekt God de Heer –
Ik zal recht doen aan het ene dier tegenover het andere,
tegenover ram en bok.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.

tussenzang: Ps. 23 (22), 1-2a, 2b-3, 5-6

Refrein:
De Heer is mijn Herder, niets kom ik tekort.

De Heer is mijn Herder, niets kom ik tekort;
Hij laat mij weiden op groene velden.

Hij brengt mij aan water, waar ik kan rusten,
Hij geeft mij weer frisse moed.

Mijn schreden leidt Hij langs rechte paden
omwille van zijn Naam.

Gij nodigt mij aan uw tafel
tot ergernis van mijn bestrijders.

Met olie zalft Gij mijn hoofd,
mijn beker is overvol.

Voorspoed en zegen verlaten mij nooit,
elke dag van mijn leven.

Het huis van de Heer zal mijn woning zijn
voor alle komende tijden.

210 tweede lezing: 1 Kor. 15, 20-26. 28

Hij zal het koningschap aan God de Vader overdragen,
dan zal God zijn alles in allen.

Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte.
Broeders en zusters,
Christus is opgestaan uit de doden
als eersteling van hen, die ontslapen zijn.
Want omdat door een mens de dood is gekomen,
komt door een mens ook de opstanding van de doden.
Zoals allen sterven in Adam,
zo zullen ook allen in Christus herleven.
Maar ieder in zijn eigen rangorde:
als eerste en voornaamste Christus,
vervolgens bij zijn komst,
zij die Christus toebehoren;
daarna komt het einde,
wanneer Hij het koningschap
aan God de Vader zal overdragen,
na alle heerschappijen en alle machten en krachten
te hebben onttroond.
Want het is vastgesteld
dat Hij het koningschap zal uitoefenen,
tot Hij al zijn vijanden onder zijn voeten heeft gelegd.
En de laatste vijand die vernietigd wordt, is de dood.
En wanneer alles aan Hem onderworpen is,
zal ook de Zoon zelf zich onderwerpen aan Degene,
die het al aan Hem onderwierp.
Dan zal God zijn
alles in allen.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

vers voor het evangelie: Mc. 11, 9-10

Alleluia.
Gezegend de Komende in de Naam des Heren;
geprezen het komende Koninkrijk.
Alleluia.

211 evangelie: Mt. 25, 31-46

Hij zal plaats nemen op zijn troon van glorie en Hij zal 
hen in twee groepen scheiden.

De Heer zij met u.
En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs.
Lof zij U, Christus.

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Wanneer de Mensenzoon komt in zijn heerlijkheid
en vergezeld van alle engelen,
dan zal Hij plaats nemen op zijn troon van glorie.
Alle volken zullen voor Hem bijeengebracht worden
en Hij zal ze in twee groepen scheiden,
zoals de herder een scheiding maakt
tussen schapen en bokken.
De schapen zal Hij plaatsen aan zijn rechterhand,
maar de bokken aan zijn linker.
Dan zal de Koning tot die aan zijn rechterhand zeggen:
Komt, gezegenden van mijn Vader,
en ontvangt het Rijk dat voor u gereed is
vanaf de grondvesting der wereld.
Want Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven.
Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven,
Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen.
Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed,
Ik was ziek en gij hebt Mij bezocht,
Ik was in de gevangenis en gij hebt Mij bezocht.
Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden en zeggen:
Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien
en U te eten gegeven,
of dorstig en U te drinken gegeven?
En wanneer zagen wij U als vreemdeling
en hebben U opgenomen,
of naakt en hebben U gekleed?
En wanneer zagen wij U ziek of in de gevangenis
en zijn U komen bezoeken?
De Koning zal hun ten antwoord geven:
Voorwaar Ik zeg u:
al wat gij gedaan hebt
voor een dezer geringsten van mijn broeders,
hebt gij voor Mij gedaan.
En tot die aan zijn linkerhand zal Hij dan zeggen:
Gaat weg van Mij, vervloekten, in het eeuwig vuur
dat bereid is voor de duivel en zijn trawanten.
Want Ik had honger en gij hebt Mij niet te eten gegeven.
Ik had dorst en gij hebt Mij niet te drinken gegeven.
Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij niet opgenomen,
naakt en hebt Mij niet gekleed.
Ik was ziek en in de gevangenis en gij zijt Mij niet komen bezoeken.
Dan zullen ook zij antwoorden en zeggen:
Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien of dorstig
of als vreemdeling of naakt of ziek
of in de gevangenis,
en hebben wij niet voor U gezorgd?
Daarop zal Hij hun antwoorden:
Voorwaar, Ik zeg u:
al wat gij niet voor een van deze geringsten hebt gedaan,
hebt gij ook voor Mij niet gedaan.
En dezen zullen heengaan naar de eeuwige straf,
maar de rechtvaardigen naar het eeuwige leven”.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

Subscribe
Abonneren op

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments