Overweging ter voorbereiding van 30-05-2024, donderdag in de 8e week door het jaar

Uit de onderrichtingen van de heilige Cyrillus, bisschop van Jeruzalem († 386)

De kerk is de bruid van Christus

De ‘katholieke’ kerk: dat is de eigen naam van deze heilige kerk en de moeder van ons allen; zij is ook de bruid van onze Heer Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God, want er staat geschreven: ‘Zoals Christus de kerk heeft liefgehad: Hij heeft zich voor haar overgeleverd’ (Ef. 5, 25), en alles wat daarop volgt. Zij draagt het beeld en de gelijkenis in zich ‘van het Jeruzalem van omhoog dat vrij is en dat onze moeder is’ (Gal. 4, 26). Zij die eerst onvruchtbaar was, is nu de moeder van een talrijk kroost.

Want nadat de eerste vrouw was verstoten, ‘heeft God’ in de tweede, in de katholieke kerk, zoals Paulus het zegt, ‘allerlei mensen aangesteld, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraren; voorts zijn er wonderkrachten, dan gaven van genezing, hulpbetoon, bestuur en velerlei taal’ (1 Kor. 12, 28) en allerlei soorten goede eigenschappen: zoals wijsheid en verstand, matigheid en rechtvaardigheid, barmhartigheid en menslievendheid en een volharding die bij vervolgingen onoverwinnelijk is.

Deze volharding heeft eerst met de wapens der gerechtigheid aan de linker- en aan de rechterzijde, door eer en schande, bij vervolgingen en in beproevingen, heilige martelaren gesierd met een zegekrans van prachtige bloemen als teken van die volharding. Maar nu in vreedzame tijden ontvangt zij door Gods genade de verschuldigde eer van koningen en hooggeplaatste personen en van mensen van velerlei soort. Koningen die van land tot land over de volken heersen, hebben een beperkte macht, terwijl alleen de heilige katholieke kerk over de gehele aardschijf een onbeperkte macht bezit. Zo heeft God, naar het woord van de Schrift, de vrede gesteld als haar enige grens.

Door het onderricht en de goede omgang in deze heilige katholieke kerk zullen wij het rijk der hemelen verwerven en het eeuwig leven deelachtig worden. Hiervoor verduren wij alles om dat van de Heer te verkrijgen. Want ons streven is niet gericht op een kleinigheid. Het eeuwig leven, dat is ons doel. In de geloofsbelijdenis staat: ‘de verrijzenis van het vlees’, dat is: ‘van de gestorvenen’, en daarover hebben wij nu gesproken. Maar hierop volgt dat wij moeten geloven ‘in het eeuwige leven’. En dat is het waarvoor wij, christenen, ons inzetten.

Het werkelijke en waarachtige leven is dus de Vader, die door de Zoon in de heilige Geest aan allen als uit een bron de hemelse gaven schenkt, en door zijn menslievendheid zijn ook aan ons, mensen, waarachtig de goederen van het eeuwig leven beloofd.