Overweging ter voorbereiding van 29-05-2024, woensdag in de 8e week door het jaar

Uit de onderrichtingen van de heilige Cyrillus, bisschop van Jeruzalem († 386)

De kerk, ofwel de gemeente van het Godsvolk

De kerk wordt ‘katholiek’, dit is: ‘algemeen’ genoemd, omdat zij over de gehele wereld verspreid is, van het ene uiteinde tot aan het andere; verder omdat zij algemeen en onverkort alle leerpunten onderwijst die de mensen moeten kennen over zichtbare en onzichtbare, over hemelse en aardse zaken; omdat zij het hele mensengeslacht tot het ware geloof moet brengen, heersers en onderdanen, geleerden en ongeletterden; omdat zij in het algemeen alle soorten zonden die in de ziel of in het lichaam worden bedreven, verzorgt en geneest. Zij bezit iedere soort deugd, hoe die ook genoemd wordt, in woorden en daden en in velerlei geestelijke gaven.

De kerk draagt haar naam ekklesia, dit is: bijeengeroepen gemeente, met recht, omdat zij alle mensen tot een gemeente bijeenroept en samenbrengt, zoals de Heer het in het boek Leviticus zegt: ‘Roep heel de gemeente bijeen bij de ingang van de tent van samenkomst’ (8, 3). Op te merken valt dat het woord ‘roep bijeen’ hier voor de eerste keer in de heilige Schrift wordt gebruikt, als de Heer Aäron tot hogepriester aanstelt. En in het boek Deuteronomium zegt God tot Mozes: ‘Roep voor mij het volk tot een gemeente bijeen. Ik wil hen naar mijn woorden doen luisteren, opdat zij ontzag voor Mij krijgen’ (4, 10). Het woord ‘gemeente of bijeenkomst’ wordt opnieuw gebruikt, wanneer Mozes over de stenen platen zegt: ‘Daarop waren alle woorden geschreven die de Heer u op de berg vanuit het vuur had gegeven, op de dag van de bijeenkomst’ (9, 10); alsof hij nog duidelijker wilde zeggen: ‘Op de dag waarop gij door de Heer geroepen en samengebracht zijt.’ Ook de psalmist zegt: ‘Ik zal u eren voor heel de gemeente, U prijzen waar velen verzameld zijn’ (Ps. 35 (34), 18).

Eerder had de psalmist al gezongen: ‘Prijst in de bijeenkomst God de Heer’ (Ps. 68 (67), 27). De Verlosser bouwde een nieuwe gemeente op uit de heidenen, onze heilige kerk van de christenen, waarover Hij tot Petrus zei: ‘En op deze steenrots zal Ik mijn kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen’ (Mt. 16, 18).

Over die heilige katholieke kerk schrijft Paulus aan Timoteüs: ‘opdat gij weet hoe men zich behoort te gedragen in het huis van God, dat is: de kerk van de levende God, pijler en grondslag van de waarheid’ (1 Tim. 3, 15).