Overweging ter voorbereiding van 28-11-2023, dinsdag in de 34e week door het jaar

Uit de verhandeling van de heilige Fulgentius, bisschop van Ruspe († 533), over de vergeving van de zonden

Wie overwint, zal van de tweede dood geen schade lijden

‘Wij zullen van gedaante veranderen,’ zegt de apostel Paulus, ‘opeens, in een oogwenk, bij de laatste bazuin; want de bazuin zal weerklinken en de doden zullen verrijzen in onvergankelijkheid, en wij, wij zullen van gedaante veranderen’ (1 Kor. 15, 51-52). Door telkens ‘wij’ te zeggen bedoelt Paulus dat al degenen die in die tijd met hem en zijn gezellen verbonden zijn door de eenheid van de kerk en van een vrome levenswijze, met hem zullen genieten van de gave der toekomstige verandering. Wat die verandering inhoudt, duidt hij vervolgens aan met de woorden: ‘dit vergankelijke moet met onvergankelijkheid worden bekleed en dit sterfelijke met onsterfelijkheid’ (1 Kor. 15, 53). Opdat echter bij de uitverkorenen op dat moment de verandering van de verdiende beloning zich kan voltrekken, moet eerst de verandering hebben plaatsgehad door de overvloed van Gods vrije gaven.

De beloning van de toekomstige verandering wordt alleen beloofd aan wie zich in dit leven van kwaad naar goed hebben bekeerd.

De genade gaat bij hen als volgt tewerk: eerst is er hier op aarde de beginnende verandering van Gods spontane gave, door de rechtvaardiging die hen geestelijk doet opstaan; later wordt dan bij die gerechtvaardigden de verandering voltooid door de opstanding van het lichaam, en deze voltooide verheerlijking blijft voor eeuwig onveranderlijk. Eerst worden zij veranderd door de genade van de rechtvaardiging, daarna door die van de verheerlijking, zodat in hen de verheerlijking voor eeuwig onveranderlijk kan blijven.

Hier op aarde is er dus voor hen de verandering door de eerste opstanding die hen verlicht en bekeert: daardoor gaan zij over van de dood naar het leven, van de zonde naar de gerechtigheid, van het ongeloof naar het geloof, van de slechte daden naar een heilige levenswijze. Daarom heeft de tweede dood geen macht over hen. Van hen zegt immers de Openbaring van Johannes: ‘Zalig en heilig die deel hebben aan de eerste opstanding! Over hen heeft de tweede dood geen macht’ (Apok. 20, 6). In hetzelfde boek leest men ook nog: ‘Wie overwint, zal van de tweede dood geen schade lijden’ (Apok. 2, 11).

De eerste opstanding bestaat dus in de bekering van het hart, de tweede dood bestaat in de eeuwige foltering. Daarom moet al wie niet getroffen wil worden door de eeuwige straf van de tweede dood, zich haasten om hier op aarde deel te hebben aan de eerste opstanding. Want zij die zich in dit leven uit vrees voor God hebben bekeerd en van het slechte leven naar het goede overgaan, gaan meteen over van de dood naar het ware leven, en later zullen zij ook overgaan van de vernedering naar de ware heerlijkheid.