Overweging ter voorbereiding van 26-11-2023, Christus, Koning van het heelal

Uit het boek van de priester Origenes († 253/254) over het gebed

Uw koninkrijk kome

Origenes

Onze Heer en Verlosser heeft gezegd: ‘De komst van het rijk Gods kunt ge niet waarnemen. Men kan niet zeggen: kijk, hier is het of daar is het. Want het rijk Gods is midden onder u’ (Lc. 17, 20-21), ‘Het woord is immers zeer nabij, het is in onze mond en in ons hart’ (Deut. 30, 14). Wie bidt om de komst van het rijk Gods, vraagt dat Gods rijk ontkiemt, vrucht draagt en tot voltooiing komt. Het is duidelijk dat hij op de juiste manier bidt. Iedere heilige laat zich leiden door God als zijn koning, hij gehoorzaamt aan de geestelijke wetten en God woont in hem als in een goed bestuurde stad. De Vader is in hem aanwezig en met de Vader regeert Christus in deze volmaakte ziel volgens het woord: ‘Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen’ (Joh. 14, 23).

Doordat wij voortdurend vorderingen maken, zal het rijk Gods in ons zijn hoogtepunt bereiken, wanneer het woord van Paulus in vervulling gaat dat Christus, nadat Hij al zijn vijanden onderworpen heeft, ‘het koningschap aan God de Vader zal overdragen, opdat God alles wordt in allen’ (1 Kor. 15, 24.28). Daarom willen wij zonder ophouden bidden in een houding die het Woord in ons vormt, en tot onze Vader in de hemel zeggen: ‘Uw Naam worde geheiligd, uw koninkrijk kome’ (Lc. 11, 2).

Hier moeten wij ook dit nog bedenken: ‘Heiligheid heeft niets te maken met slechtheid, het licht niets met de duisternis en Christus niets met Belial’ (2 Kor. 6, 14, 15). Evenzo kan het koninkrijk van God niet samengaan met dat van de zonde. Als wij willen dat God in ons regeert, ‘mag de zonde niet heersen in ons sterfelijk lichaam’ (Rom. 6, 12), maar wij moeten het aardse in onze ledematen laten sterven (vgl. Kol. 3, 5) en de vruchten van de Geest voortbrengen. Dan zal de Heer in ons als in een geestelijk paradijs vertoeven. Hij zal onze enige koning zijn samen met Christus die in ons aan de rechterhand gezeten is van die geestelijke kracht die wij willen ontvangen en die zich daar vestigt, totdat al zijn vijanden in ons tot ‘een voetbank voor zijn voeten’ (Ps. 110 (109), 1) geworden zijn en iedere macht en heerschappij uit ons is verjaagd.

Dat kan in ieder van ons worden bereikt en onze laatste vijand, de dood, kan worden vernietigd, zodat ook bij ons Christus zegt: ‘Dood, waar is jouw angel; hel, waar is jouw overwinning?’ (1 Kor. 15, 55). Daarom moet zich ons vergankelijk lichaam nu reeds met heiligheid en onvergankelijkheid bekleden en ons sterfelijk lichaam, nu de dood vernietigd is, met de onsterfelijkheid van de Vader. Dan leven wij nu al onder de heerschappij van God in het geluk van de wedergeboorte en de verrijzenis.