Overweging ter voorbereiding van 26-04-2024, vrijdag in de vierde week van Pasen

Uit een preek van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430)

De Heer heeft zijn dienaren geschapen en vrijgekocht

De Heer is het brood dat uit de hemel is neergedaald; brood dat krachten herstelt, zonder zelf in kracht af te nemen; brood dat wel kan worden gebruikt, maar niet kan worden verbruikt. Van dat brood was ook het manna een voorafbeelding, vanwaar dan deze zinspeling van de psalm: ‘Hij heeft hun het brood uit de hemel gegeven; de mens heeft het brood der engelen gegeten’ (Ps. 78 (77), 24-25). Is Christus zelf niet dat brood? Maar opdat de mens het brood der engelen kon eten, is de Heer der engelen, mens geworden. Als Hij dit niet was geworden, zouden wij zijn vlees niet hebben; en als wij zijn vlees niet zouden hebben, zouden wij het brood van het altaar niet eten. Haasten wij ons naar de erfenis, want wij hebben er een groot onderpand van ontvangen.

Laten wij verlangen naar het leven van Christus, wij, die toch als onderpand hebben de dood van Christus. Hoe zou Hij ons zijn ‘goed’ niet geven. Hij die ons ‘kwaad’ al heeft geleden? Wat vinden wij anders in overvloed op deze aarde, in deze erbarmelijke wereld, dan: geboren worden, lijden en sterven? Gaat eens goed het aardse leven na en overtuigt mij van bedrog als ik de waarheid niet spreek. Let eens op alle mensen en ziet eens of hun leven in deze wereld zich tot iets anders herleidt dan tot: geboren worden, lijden en sterven? Dat is de handelswaar van onze streken en die is er in overvloed. Met het oog op die handelswaar is de goddelijke Handelaar naar beneden gekomen.

Iedere handelaar nu geeft en ontvangt: hij geeft wat hij heeft, en ontvangt wat hij niet heeft. Als hij zich van iets voorziet, geeft hij geld en ontvangt wat hij koopt. Ook Christus heeft zo gehandeld: bij Hem was het ook geven en ontvangen. Wat heeft Hij dan ontvangen? Wat hier ruimschoots aanwezig is, namelijk geboren worden, lijden en sterven. Wat heeft Hij gegeven? Wedergeboren worden, opstaan en eeuwig heersen. Goede Handelaar, koop ons! Wat zeg ik eigenlijk: ‘koop ons’, terwijl wij U moeten danken dat Gij ons hebt gekocht. Onze prijs geeft Gij ons terug, want uw bloed drinken wij; Gij geeft ons zo onze prijs terug.

Uw dienaren zijn wij, uw schepselen zijn wij: Gij hebt ons gemaakt, Gij hebt ons vrijgekocht. Kopen kan iemand zijn slaaf, scheppen kan hij hem niet; onze Heer echter heeft zijn dienaren geschapen en vrijgekocht: geschapen, opdat zij zouden zijn; vrijgekocht, opdat zij niet altijd gevangenen zouden zijn. Want wij zijn de heerser van deze wereld in handen gevallen, en hij kreeg ons als slaven in bezit.

De Verlosser echter is gekomen en de bedrieger is overwonnen. Wat heeft onze Verlosser toen gedaan met onze dwingeland? Tot prijs om ons te verlossen, heeft Hij zijn kruis gespannen als een val: als lokaas heeft Hij er zijn bloed in geplaatst. De verleider kon dat bloed wel vergieten, maar hij verdiende niet het te drinken.

Omdat hij dus het bloed vergoot van Hem, die geen schuldenaar was, werd hij gedwongen de schuldenaar vrij te geven; hij vergoot het bloed van de onschuldige en werd gedwongen af te zien van de schuldigen. De Verlosser echter heeft zijn bloed hiertoe gestort, om onze zonden uit te wissen. De titel waarop de vijand ons hield gevangen, is door het bloed van de Verlosser ongedaan gemaakt. Laten wij Christus liefhebben, want Hij is beminnenswaard. ‘Smaakt en ziet dat de Heer goed is’ (Ps. 34 (33), 91).