Overweging ter voorbereiding van 19-11-2023, 33e zondag door het jaar

Uit een preek van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430), over de herders

Over de zwakke christenen

‘Het zwakke dier geeft ge niets om het te sterken’ (Ez. 34, 4), zegt de Heer. Hij spreekt tot de slechte herders, de valse herders, de herders die hun eigen belang zoeken, niet dat van Jezus Christus. Ze verheugen zich in het voordeel van de melk en de wol, maar ze zorgen helemaal niet voor de schapen, en die er slecht aan toe zijn, sterken ze niet. De zwakke wordt ook zieke genoemd. Volgens mij moeten we echter een onderscheid maken tussen de zwakke – dat wil zeggen: hij die niet sterk is -, en de zieke – dat wil zeggen: hij die er slecht aan toe is -.

Broeders en zusters, de dingen die we zo goed en zo kwaad als het gaat, trachten te onderscheiden, zouden we wellicht met grotere zorg beter kunnen onderscheiden, en een ander met meer ervaring of met meer toewijding zou het nog beter doen. Maar om jullie niet teleur te stellen deel ik jullie intussen mee wat ik aanvoel omtrent de woorden van de Schrift. We moeten ervoor beducht zijn dat de zwakke een beproeving overkomt die hem kan breken. Maar een zwakke mens is al ziek door een of andere begeerte die hem de toegang verspert tot de weg van God, en hem belet het juk van Christus op te nemen.

Kijk eens naar die mensen die goed willen leven. Ze besluiten goed te leven, maar ze zijn minder in staat kwaad te verduren dan dat ze bereid zijn het goede te doen. De christelijke sterkte bestaat er niet alleen in het goede te doen maar ook het kwade te verdragen. Wie dus blijkbaar ijverig zijn om het goede te doen maar het dreigende lijden niet willen of kunnen verdragen, die zijn zwak. En wie de wereld liefhebben en door een of andere slechte begeerte afgehouden worden van goede werken, die liggen verzwakt en ziek neer. De ziekte ontneemt hun alle kracht, zodat ze niets goeds kunnen doen.

De lamme die de dragers niet tot bij de Heer konden brengen, moet het zo hebben aangevoeld. Daarom maakte men het dak open en liet men hem naar beneden. Het is alsof je met je ziel hetzelfde wilt doen. Je wilt het dak openmaken en je verlamde ziel vóór de Heer naar beneden laten. Ook haar ledematen zijn krachteloos en tot geen enkel goed werk in staat. Ze is bezwaard door haar zonden en kwijnt weg door de ziekte van haar begeerten. Als nu al haar ledematen krachteloos zijn en er is een innerlijke verlamming opgetreden, moet je je tot de geneesheer wenden. Misschien is Hij in jou verborgen; dat wil zeggen: het ware verstaan ligt in de Schrift verborgen. Maak het dak open door het verborgene bloot te leggen en laat de lamme naar beneden.

Je hebt gehoord wat zij moeten horen die dit niet doen of op een nalatige manier doen. ‘Het zieke dier geneest ge niet, het gebrokene verbindt ge niet’ (Ez. 34, 4). We hebben je hierover al onderhouden. Zo iemand was gebroken door de dreiging van de beproevingen. Er is echter iets dat de breuk verbindt, ja er is deze vertroosting: ‘God is getrouw. Hij zal niet toestaan dat gij boven uw krachten beproefd wordt. Met de beproeving bepaalt Hij al het einde ervan, zodat gij ze kunt doorstaan’ (1 Kor. 10, 13).