Overweging ter voorbereiding van 13-08-2024, dinsdag in de 19e week door het jaar

Uit een toespraak van de heilige Andreas, bisschop van Kreta († 740)

Zie, uw koning komt tot u

Laten ook wij tot Christus zeggen: ‘Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer, koning van Israël’ (Mt. 21, 9; 27, 42). Wuiven wij Hem onze afscheidswoorden als palmtakken toe bij het kruis. Begeleiden wij Hem, niet met olijftakken, maar met de roem van onze onderlinge verstandhouding. Spreiden wij onder zijn voeten als klederen de verlangens van ons hart. Als Hij dan in ons binnentreedt, komt Hij geheel bij ons en Hij zal ons tonen dat wij geheel in Hem en Hij geheel in ons is. Richten wij tot Sion het woord van de profeet: ‘Heb goede moed, dochter van Sion, wees niet bang. Zie, uw koning komt tot u, zachtmoedig en gezeten op een ezel, op een veulen, het jong van een lastdier’ (Zach. 9, 9).

Hij die overal tegenwoordig is en alles vervult, komt nu om de redding voor allen te bewerken in jou. Hij die ‘niet gekomen is om rechtvaardigen maar om zondaars te roepen, opdat ze zich bekeren’ (Lc. 5, 32), komt om de afgedwaalde zondaars terug te roepen. Wees dus niet bang. God is binnen in u. Gij zult niet wankelen (vgl. Ps. 46 (45), 6).

Ontvang Hem met opgeheven handen, want jouw verdedigingsmuur heeft Hij in zijn eigen handen ontworpen. Ontvang Hem, want jouw fundament heeft Hij in zijn handpalmen gevestigd. Ontvang Hem die al het onze in zich opgenomen heeft behalve de zonde, om in Hemzelf het onze te doen opgaan.

Wees blij, Sion, onze moederstad, wees niet bang. Vier uw feesten. Verheerlijk Hem vanwege zijn barmhartigheid, want in u is Hij bij ons gekomen. Verheug u ten zeerste, dochter Jeruzalem, zing en dans. ‘Word licht en schitter’ – met Jesaja doen wij voor u de heilige loftrompet schallen – ‘want uw licht is gekomen, de heerlijkheid van de Heer gaat over u op’ (Jes. 60, 1).

Welk licht? ‘Het licht dat iedere mens verlicht. Het kwam in de wereld’ (Joh. 1, 9). Het eeuwige licht, het tijdloze licht; het werd getoond in de tijd; het licht dat zich aan de mensen openbaart, maar zich van nature verborgen houdt; het licht dat de herders omstraalde en de Wijzen de weg wees, het licht dat in de wereld was ‘vanaf de aanvang’ en ‘de wereld was door Hem geworden en toch erkende de wereld Hem niet’. Het licht ‘kwam in het zijne, maar de zijnen aanvaardden Hem niet’ (Joh. 1, 10-11).

‘De heerlijkheid van de Heer’ (vgl. Jes. 60, 1), wat is dat? Natuurlijk het kruis waarin Christus wordt verheerlijkt, ‘de afstraling van de heerlijkheid van zijn Vader’ (Heb. 1, 3), zoals Hij zelf zei toen Hij zijn lijden tegemoet ging: ‘Nu is de Mensenzoon verheerlijkt en God is verheerlijkt in Hem en Hij zal Hem spoedig verheerlijken’ (Joh. 13, 31-32). Heerlijkheid dus noemt Hij de verheffing op het kruis. Want de heerlijkheid van Christus, dat is zijn kruis; het is zijn verheffing! Hij zegt immers: ‘Wanneer Ik van de aarde zal zijn omhoog geheven, zal Ik allen tot Mij trekken’ (Joh. 12, 32).