Overweging ter voorbereiding van 13-02-2024, dinsdag in de 6e week door het jaar

Uit de verhandeling van de heilige Ireneüs, bisschop van Lyon († ca. 202), ‘Tegen de ketterijen’

De eerste vruchten van de verrijzenis in Christus

Het Woord van God is mens geworden en Hij die Gods Zoon is, werd de Mensenzoon, opdat de mens zelf zoon van God wordt door nauw verbonden te zijn met het Woord van God en door zijn kindschap te aanvaarden.

Wij hadden immers op geen andere wijze onvergankelijk en onsterfelijk kunnen worden, tenzij wij verenigd waren met de Onvergankelijke en Onsterfelijke. Hoe konden wij echter met de Onsterfelijke en Onvergankelijke verenigd worden, als de Onvergankelijke en Onsterfelijke tevoren niet geworden was wat wij ook zijn? Zo moest wat vergankelijk was, door de onvergankelijkheid en wat sterfelijk was, door de onsterfelijkheid verslonden worden, opdat wij als kinderen aangenomen konden worden.

De Zoon van God, onze Heer en het Woord uit de Vader, is daarom ook de Mensenzoon, omdat Hij als mens uit Maria, die geboren was uit mensen en zelf dus ook mens was, is voortgekomen en zo dus Mensenzoon is geworden.

Daarom heeft de Heer ook zelf ons een teken gegeven, in de hoogte en in de diepte, een teken waar de mens niet om vroeg. De mens durfde immers niet te hopen dat een maagd in maagdelijke staat zwanger kon worden en een zoon kon voortbrengen en dat deze zoon ‘God met ons’ (Jes. 7, 14; Mt. 1, 24) kon zijn en kon afdalen onder de aarde op zoek naar het verloren schaap (dat weliswaar zijn eigen schepsel was).
Evenmin durfde de mens te hopen dat Hij ten hemel kon opstijgen en de teruggevonden mens aan zijn Vader kon aanbieden en toevertrouwen. Hierbij maakte Hij zichzelf tot de eerste vrucht van de verrijzenis van de mens, opdat, zoals het hoofd uit de doden verrezen is, zo ook de rest van het lichaam verrijst (dit geldt voor elke mens die in leven is, nadat de tijd van zijn veroordeling wegens ongehoorzaamheid voltooid is). Dit lichaam nu zal in al zijn geledingen en verbindingen tot een geheel samengroeien en als zodanig door groeikracht van Godswege gesterkt zijn, waarbij dan alle ledematen in het lichaam hun eigen passende plaats zullen hebben. Vele woningen zijn er bij de Vader, omdat een lichaam ook vele ledematen telt.

Grootmoedig was God dus, toen de mens afvallig was: Hij voorzag immers dat de overwinning die door het Woord tot stand gebracht zou worden, aan de mens geschonken zou worden. Doordat immers de kracht in zwakheid tot stand kwam, toonde het Woord de goedheid en de macht van God in al haar heerlijkheid.