Overweging ter voorbereiding van 09-06-2024, 10e zondag door het jaar

Begin van de brief van de heilige martelaar Polycarpus, bisschop van Smyrna († ca. 156), aan de christenen van Filippi

Aan Gods genade dankt gij uw redding

Polycarpus en de priesters die met hem zijn, aan de kerk van God die als een vreemde in Filippi verblijft: barmhartigheid zij u en vrede in overvloed van de almachtige God en van Jezus Christus, onze Verlosser.

Ik heb mij ten zeerste met u verheugd in onze Heer Jezus Christus, omdat gij hen die in boeien geketend waren, toonbeelden van waarachtige liefde, hebt ontvangen en naar behoren hebt vergezeld. Zij droegen de banden, voor heiligen bestemd, sieraden van de ware uitverkorenen van God en onze Heer. Ook heb ik mij erover verheugd dat uw diepgeworteld geloof, van oudsher bekend, tot op heden standhoudt en vrucht draagt voor onze Heer Jezus Christus, die voor onze zonden de dood tegemoet heeft willen gaan. Hem heeft God ten leven opgewekt na de strikken van de dood te hebben ontbonden (vgl. Hand. 2, 24). In Hem gelooft gij, ofschoon gij Hem niet ziet, met een onuitsprekelijke, heerlijke vreugde (vgl. 1 Petr. 1, 8). In die vreugde verlangen velen binnen te gaan. En gij weet dat gij aan Gods genade uw redding dankt, niet aan eigen prestaties, maar aan Gods wil door Jezus Christus (vgl. Ef. 2, 5.8-9).

‘Omgordt dan uw lenden’ (1 Petr. 1, 13) en dient God met eerbied en oprechtheid. Houdt u verre van het zinloze gepraat en de dwaling van zovelen. Gelooft in Hem die onze Heer Jezus Christus van de doden heeft opgewekt en Hem de heerlijkheid gegeven heeft (vgl. 1 Petr. 1, 21), een plaats aan zijn rechterhand. Aan Hem is alles onderworpen, in de hemel en op aarde. Hem dient al wat leeft. Hij zal komen als rechter over levenden en doden (vgl. Hand. 10, 42). Zijn bloed zal door God worden opgeëist van hen die weigeren in Hem te geloven.

Maar Hij die Hem van de doden heeft opgewekt, zal ook ons ten leven wekken (vgl. 2 Kor. 4, 14). Dan moeten wij echter zijn wil doen en zijn geboden naleven. Dan moeten wij van harte ons onthouden van elke vorm van ongerechtigheid, van begerigheid naar geld en goed, kwaadsprekerij, leugen en bedrog, geen kwaad met kwaad vergelden, niet terugschelden als wij uitgescholden worden (vgl. 1 Petr. 3, 9), geen vuistslag met vuistslag, geen verwensing met verwensing beantwoorden. Maar herinnert u de lessen van de Heer: ‘Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt. Spreekt vrij en gij zult vrijgesproken worden. Weest barmhartig, opdat gij barmhartigheid moogt ondervinden. De maat die gij gebruikt, zal men ook voor u gebruiken’ (Mt. 7, 1-2; Lc. 6, 37-38). En: ‘Zalig de armen en zij die vervolgd worden, want hun behoort het rijk der hemelen’ (Mt. 5, 2.10).