Overweging ter voorbereiding van 09-04-2024, dinsdag in de tweede week van Pasen

Uit een preek van de priester Thomas van Kempen († 1471) over het leven en het lijden van Christus

Christus verdraagt onze onvolkomenheden in de hoop op verbetering

Het moet ons, gewone mensen, niet ergeren dat in de heilige kerk zo gauw onkruid opkomt en dat er veel gemopperd wordt; want goede en kwade mensen komen altijd samen voor, en naast mensen van kwaliteit komen ook mindere voor. Hoe heiliger mensen zijn, des te zeldzamer zijn ze, zoals wij vaak kunnen constateren, ook in kloosters.

Er zijn er altijd meer die beginnen dan die het eindresultaat bereiken. En er zijn minder contemplatief georiënteerden dan actief ingestelden.

Onder onderdanen worden er maar weinigen aangetroffen die geschikt zijn voor bepaalde functies, en nog minder zijn er die leiding kunnen geven aan zichzelf en aan anderen. Hier blijkt de menselijke beperktheid en wordt onze verwaandheid tot goede proporties teruggebracht. Want ondeugden hebben we genoeg, maar we voelen er niet veel voor andere en betere mensen te worden. Niemand mag een ander een uitbrander geven omdat deze gebreken heeft of zich op de voorgrond plaatst. Want even kwetsbaar als een ander is, ben jezelf ook.

Mensen van niveau zijn zeldzaam, en overal ontmoet je aardewerk met barsten. Daarom moet iedere mens naar zichzelf kijken, begrip hebben voor een medemens die fouten maakt, en niet verontwaardigd zijn als hij beledigd wordt. Daarom zegt de heilige Jacobus: ‘Wij allen geven vaak aanstoot’ (Jak. 3, 2).

Wij moeten toegeven dat we fouten hebben. Als we tekortschieten in heelheid en heiligheid, zal het erkennen van onze kwetsbaarheid dit weer goedmaken. En al naar gelang we verder afstaan van werkelijke volmaaktheid, zullen we ons bescheidener opstellen. In onze zondigheid en ons struikelen zijn we broeders en zusters van elkaar. Niemand is zeker van zijn doorzettingsvermogen en volharding. Zolang we hier leven, moeten we zwakke medemensen verdragen en zullen we ook tegenstanders hebben. Ook Christus heeft de onvolmaaktheden van zijn leerlingen lange tijd verdragen. Hij is vaak gekleineerd door de Farizeeën. En Hij was nog wel volmaakt.

God ziet kans om van tegenvallers meevallers te maken, die goede en eerlijke mensen zelden ten deel vallen. Want door de distels en doornen van de tegenvallers raakt een mens los van aardse genoegens. Hij zet zijn zinnen dan op zaken van blijvende waarde.

Een mens wordt gelouterd door geduld. Hij leert mee te leven met mensen die bedroefd zijn; hij wordt bescheiden door zijn verdriet; hij gaat gelijken op Christus in diens lijden. Hij wordt bescheidener en minder onverschillig. Hij bidt vaker en klaagt minder; hij geeft niet veel meer om het leven en verlangt ontbonden te worden en bij Christus te zijn; want vrede is er op deze wereld niet.

En omdat we in Christus broeders en zusters zijn, moeten we ook voor elkaar bidden, zoals de onderlinge liefde dat eist. We moeten dienstbaar zijn aan elkaar, elkaar verdragen, elkaar goede raad geven, elkaar bemoedigen, samen blij zijn en samen bedroefd zijn. We moeten elkaar beminnen zoals Christus ons heeft bemind en zich heeft overgeleverd voor ons. Hij heeft lang onze fouten verdragen en Hij verdraagt dagelijks nog onze onvolkomenheden, in de hoop op verbetering. Zo moeten ook wij leren mee te leven en mee te voelen met onze medemensen en moeten wij voor hen bidden.

Door hierop bedacht te zijn en dit ook metterdaad te tonen, zullen we de wet van Christus naleven, en echt zijn leerlingen zijn en zijn geliefde vrienden, bemind door de Vader, aanvaard en aangenomen door de Zoon, bezield door de heilige Geest, uitverkoren en gezegend door de hele heilige Drie-eenheid.

Dan zal ook van ons eerlijk gezegd kunnen worden wat over de jonge kerk in de Handelingen van de Apostelen geschreven staat: dat ‘de menigte die het geloof had aangenomen, één van hart en één van ziel was’ in God; ‘en zij bezaten alles gemeenschappelijk’. Amen. (Hand. 4, 32).