Overweging ter overweging van 03-05-2024, HH. Filippus en Jakobus, apostelen

Uit de geschriften van de priester Tertullianus († na 200)

De verkondiging door de apostelen

Onze Heer Christus Jezus heeft, zolang Hij op aarde vertoefde, zelf verkondigd wie Hij was, wie Hij geweest was, welk besluit van zijn Vader Hij uitvoerde en wat Hij de mensen opdroeg te doen. Hij deed dit openlijk voor het volk en afzonderlijk voor zijn leerlingen, van wie Hij de twaalf voornaamsten had uitgekozen om aan zijn zijde te leven en die Hij bestemd had tot leermeesters voor de volkeren.

Nadat één van hen was afgevallen en Hij na zijn verrijzenis naar zijn Vader terugkeerde, gaf Hij de opdracht op weg te gaan en de volkeren te onderwijzen en hen te dopen in de Vader, de Zoon en de heilige Geest.

Onmiddellijk namen de apostelen – en deze naam betekent ‘gezondenen’ – door het lot als twaalfde Mattias in de plaats van Judas erbij. Dit deden zij op gezag van een profetie in een psalm van David (Ps. 109 (108), 8). Zij ontvingen de beloofde kracht van de heilige Geest om wonderen te doen en in talen te spreken. Eerst predikten zij in Juda het geloof in Jezus Christus en stichtten er gemeenten. Daarna trokken zij uit over de aardschijf en verkondigden dezelfde geloofsleer aan de volkeren.

Zo stichtten zij kerken in elke stad. Daaraan hebben vervolgens de overige kerken de rank van het geloof en het zaad van de christelijke leer ontleend en zij doen dit nog iedere dag om zelf een kerk te worden. En hierdoor zullen ook zij als apostolisch worden beschouwd, omdat zij de nakomelingen van apostolische kerken zijn.

Alles moet naar zijn oorsprong worden beoordeeld. Daarom vormen die grote en talrijke kerken samen slechts die éne apostolische kerk, de oorsprong van alle andere. Zo zijn zij alle oorspronkelijk en alle apostolisch, omdat zij alle één zijn. Als bewijs voor de eenheid onderhouden zij een band van vrede, noemen zij elkaar ‘broeder’ en onderhouden zij gastvriendschap, rechten die geen andere grondslag hebben dan de overlevering van hetzelfde mysterie.

Wat de apostelen echter gepredikt hebben, dus wat Christus hun heeft geopenbaard, dat mag enkel en alleen door die kerken worden onderzocht die de apostelen zelf door de prediking met hun eigen woord en later door middel van brieven hebben gesticht.

Er is wel een woord van de Heer: ‘Nog veel heb Ik u te zeggen maar gij kunt het nu niet verdragen.’ Toch volgt daarop: ‘Wanneer Hij echter komt, de Geest der waarheid, zal Hij u tot de volle waarheid brengen’ (Joh. 16, 12-13). Daaruit blijkt dat zij alles geweten hebben, aan wie Hij beloofd had dat zij door de Geest van de waarheid de volle waarheid zouden verwerven. En Hij is inderdaad zijn belofte nagekomen, zoals de Handelingen van de Apostelen door de nederdaling van de heilige Geest bevestigen.