Overweging ter voorbereiding van 18-02-2024, eerste zondag in de veertigdagentijd

Uit een homilie van de heilige Gregorius, bisschop van Nazianze († 390), over het doopsel

Hoe de christen de bekoorder kan overwinnen

Als na uw doopsel de vijand van het licht, de bekoorder, u aanvalt – en hij zal u aanvallen, want hij heeft zelfs het Woord aangevallen, het Licht dat in mensengestalte verborgen was – dan weet gij hoe gij hem moet overwinnen. Wijs hem op het water en de Geest; dan zullen alle brandende pijlen van de boze worden gedoofd (vgl. Ef. 6, 16). Zeker, het is maar een geest, maar Gods Geest die bergen doet smelten (vgl. Ps. 97 (96), 5). Het is maar water, maar water dat vuur kan doven. Wanneer hij u, zoals Jezus, bekoort als gij gebrek lijdt, wanneer hij u honger doet voelen en u voorstelt stenen in brood te veranderen, maak u dan geen illusies over zijn bedoelingen. Leer hem dan wat Hij niet heeft geleerd en wijs hem op het woord dat redding brengt, het brood dat uit de hemel neerdaalt en leven geeft aan de wereld (vgl. Joh. 6, 33).

Als hij u wil verleiden tot ijdele glorie – zoals hij bij Jezus deed, toen hij Hem naar de bovenbouw van de tempelpoort voerde en Hem zei: werp u naar beneden om uw godheid te tonen, – zorg dan dat ge niet valt door groot te willen schijnen.

Mocht zijn list lukken, dan zal hij het niet daarbij laten. Hij is onverzadigbaar; hij is tot alles in staat. Eerst lokt hij u met wat goed lijkt; maar op het einde voert hij u naar boosheid. Dat is zijn krijgslist. De dief die hij is, kent zelfs de Schrift. Vandaar dat hij zegt: ‘Er staat geschreven’, als hij het heeft over brood; en als hij het heeft over de engelen, zegt hij: er staat geschreven: Hij heeft zijn engelen last gegeven u op hun handen te dragen (vgl. Ps. 91 (90), 11-12). Bedrieger! waarom hebt gij van deze woorden het vervolg weggelaten? Gij hebt het verzwegen, maar ik zie waarom, want er volgt: ‘Gij kunt op slangen en adders trappen, leeuwen en draken trotseren’ (Ps. 91 (90), 13), en dit kan ik, omdat ik beschermd word door de drie-ene God.

Als de duivel u aanvalt door middel van hebzucht, u alle koninkrijken van de aarde toont, alsof ze hem toebehoorden, en aan u vraagt hem te aanbidden, wijs hem dan met verachting af als een bekrompen geest en antwoord hem in vertrouwen op het zegel van uw doopsel: ook ik ben Gods beeld en ik heb niet, zoals gij, uit hoogmoed de hemelse heerlijkheid verloren. Ik ben bekleed met Christus (vgl. Gal. 3, 27); in het doopsel ben ik één met Christus geworden; mij moet gij aanbidden. Dan zal hij, daar ben ik zeker van, verslagen en verlegen er vandoor gaan. Zoals hij van Christus, het licht in eigen persoon, is weggegaan, zo zal hij ook hen die in het doopsel zijn verlicht, verlaten.

Dat zijn de weldaden die het doopsel schenkt aan hen die het begrijpen; dit is de maaltijd die het doopsel bereidt voor hen die hongeren naar wat goed is.