Bisschop Jan Hendriks: Het antwoord van Rome en de omgang met homoseksuele mensen

Bisschop Jan Hendriks: Het antwoord van Rome en de omgang met homoseksuele mensen

De weg die je gaat…

Enige tijd gele­den verscheen in het Katho­liek Nieuws­blad een ver­slag van een gesprek van Anton de Wit, hoofd­re­dac­teur van KN, met mij en Eric Holterhues over de ker­ke­lijke leer over homo­sek­sua­li­teit en een ker­ke­lijke visie op de omgang met homo­sek­sua­li­teit en homo­sek­su­ele mensen. De aan­lei­ding was de kri­tiek op het afwijzende ant­woord dat de Con­gre­ga­tie voor de Ge­loofs­leer had gegeven op de vraag of de kerk homo­sek­su­ele relaties kan zegenen.

In het on­der­staan­de neem ik mijn gedachten zoals ver­woord in dat artikel tot uitgangs­punt voor on­der­staan­de over­we­gingen.

Het ant­woord van de Con­gre­ga­tie veroor­zaakte ophef, hoewel de leer van de kerk over de bele­ving van seksua­li­teit na­tuur­lijk wel bekend is en het ant­woord in die zin geen verras­sing kon zijn.

Ver­an­de­ring in de opvat­tingen over seksua­li­teit

Volgens mij moeten we die reactie zien in een lange his­to­rische ont­wik­ke­ling. Sinds de zes­tiger jaren van de twin­tigste eeuw zijn de maat­schap­pe­lijke opvat­tingen over seksua­li­teit ingrijpend veranderd en kwam de nadruk sterk te liggen op het individu, met een recht op seksua­li­teit.

De publi­ca­tie van de pau­se­lijke en­cy­cliek Humanae vitae in 1968 is een keer­punt geweest in hoe mensen tegen het ker­ke­lijk spreken daarover aankeken. Je zag het in de praktijk van de biecht. Ik heb het als kind nog mee­ge­maakt: op de basis­school was het nog volstrekt normaal dat we maan­de­lijks met de hele klas gingen biechten. Maar in een zeer korte tijd was dat helemaal weg, alsof je het licht uitdeed.

Strijd

Moeite hebben met seksua­li­teit is inherent aan mens-zijn. Het is ons zwakste punt. Ook pries­ters moeten een strijd voeren om celi­ba­tair en zuiver te leven; dat geldt ook voor veel ongehuw­den en voor mensen die door de omstan­dig­he­den van hun huwe­lijk geen ge­meen­schap met elkaar kunnen hebben.

De notie van zonde

Doordat de in­di­vi­duele keuze zozeer centraal kwam te staan, verdween echter de notie van zonde. Mensen wil­den zich­zelf niet meer als zon­daar zien, die af­han­ke­lijk is van de genade van God. Maar in alle eer­lijk­heid: dat is wél de kern van het chris­ten­dom. Dus als je die notie niet erkent, maakt dat het gesprek wel erg moei­lijk.

Open­heid voor het leven

De katho­lie­ke Kerk ziet seksuele contacten vanuit de schep­ping als verbon­den aan het huwe­lijk van man en vrouw, een trouw verbond voor het hele leven, open voor nieuw leven. Het is veel te kort door de bocht om te stellen dat de Kerk voort­plan­ting ziet als de enige kern van de seksua­li­teit. Want dan zou je ook ten onrechte tot de con­clu­sie kunnen komen dat bij­voor­beeld mensen die geen kin­de­ren kunnen krijgen een minder­waar­dig huwe­lijk hebben. Dat is niet zo. Ze hebben mis­schien een verdriet te ver­werken, maar kunnen een even goed huwe­lijk hebben.
Het gaat veeleer om de mindset, om een gees­te­lij­ke hou­ding van ‘open­heid voor het leven’, ook wanneer mensen geen kin­de­ren – of niet meer – kunnen krijgen. Dan kan die open­heid zich op andere wijze vertalen, bij­voor­beeld in de zorg om de naaste. In­spi­re­rend vond ik bij­voor­beeld hoe Koning Boudewijn van België en koningin Fabiola hun kinderloos­heid hebben beleefd en ver­werkt.

De weg die je gaat…

Mensen vragen zich af of dit ook niet van toepas­sing kan zijn op homo­sek­su­ele relaties. Laat ik aller­eerst zeggen dat er een be­lang­rijk verschil is tussen een blijvende, trouwe vriend­schap en wisselende seksuele contacten. Er zijn vele homo­sek­su­ele mensen die in een relatie trouw en zorg­zaam­heid beleven en dat is goed. Er zijn vele homo­sek­su­ele mensen die zich van seksuele relaties ont­hou­den en dat is goed. Er zijn er ook die hun best doen en ‘de norm’ niet halen, zij verdienen alle harte­lijke steun. De weg die je gaat is be­lang­rijker dan de plaats waar je staat.

Niet alles is ermee gezegd

Toch zou ik over vaste homo­sek­su­ele relaties niet zo snel als een ‘tussencate­go­rie’ spreken. Je kunt van een afstandje zeggen: iets is objec­tief gezien een zonde, maar dat wil nog niet zeggen dat daar­mee alles is gezegd. Wij kennen niet de ge­schie­de­nis, de omstan­dig­he­den en het inner­lijk van die persoon. Ik erken dat er een span­nings­veld bestaat tussen het ker­ke­lijk taal­ge­bruik en het moderne levens­ge­voel, maar ik betwijfel of we dat oplossen door andere woor­den te gaan kiezen.

Omgang met homo­sek­su­ele mensen

Uit­ein­de­lijk ken ik geen beter ant­woord op de vraag naar de omgang met mensen in homo­sek­su­ele relaties dan wat paus Fran­cis­cus ook uit­werkt in Amoris Laetitia: de primaire taak van de Kerk is mensen be­ge­lei­den op hun weg naar Jezus Christus. Je moet daarbij als gees­te­lijk bege­lei­der je eigen oor­deel mij­den – laat dat maar aan God over. Het is funest voor de gees­te­lij­ke be­ge­lei­ding als mensen zich ge­oor­deeld voelen. Het gaat erom er voor ie­der­een te zijn. Net zo goed voor homo­sek­su­elen.

De Kerk ziet ie­der­een op de eerste plaats als mens – iemand ‘is’ niet homo­sek­su­eel, in de zin dat dat het voor­naam­ste is wat hem definieert: hij is een mens. Met een roe­ping, met een weg. En je probeert hem dus zo goed moge­lijk op die weg te be­ge­lei­den.

En de leer?

Dat betekent niet dat ik de leer van de Kerk niet goed vind, integen­deel. Ik vind inder­daad dat seksua­li­teit buiten een huwe­lijk van man en vrouw niet zou moeten. Maar er zijn nog wel meer dingen die niet zou­den moeten. Ik hoef geen stenen te gooien naar wie dan ook. De Kerk is in haar wijs­heid ook altijd terug­hou­dend geweest in het spreken over bij­voor­beeld masturbatie. Nogmaals, het gaat er niet om mensen te veroor­de­len, maar om hen te helpen en zo naar Christus toe te groeien. Ieder heeft daarbij zijn eigen kansen, worstelingen, over­win­ningen en beper­kingen.

Met de liefde van Jezus

Daarom ook is het niet goed, zeker niet op dit terrein, alles op één hoop te gooien. Eric Holterhues verwees in het gesprek dat we had­den naar een pries­ter die pedo­sek­sua­li­teit, bestiali­teit en homo­sek­sua­li­teit in één adem als verwerpe­lijk had genoemd. Dat zijn voor een pries­ter geen passende uit­spra­ken. Het klinkt veroor­de­lend, generaliserend. We moeten mis­schien mee­tellen dat een jonge pries­ter zich soms wat radicaler kan uiten dan wanneer hij wat ouder is gewor­den, maar toch… Je wekt als gees­te­lij­ke de indruk zelf perfect te zijn, en straalt uit dat het de juiste weg is om over anderen te oor­de­len. Dat is niet zo. Dat is farizeïsch. Onze weg is de liefde waar­mee Jezus een ieder tegemoet trad, met een tegemoet­ko­mende liefde, behalve mis­schien juist degenen die zich opgesloten had­den in hun eigen burcht van perfectie; tegen hen kon de Heer soms streng zijn. Bovendien zijn pries­ters zelf zon­daars, wat we niet van Jezus kunnen zeggen. Ook de pries­ter, de bis­schop, de paus moet gaan biechten… De uit­stra­ling van “Wij zitten goed en zij zitten fout” is desastreus.

Be­ge­lei­ding voor de bege­lei­ders

Dus als de Kerk werk wil maken van haar opdracht om mensen te be­ge­lei­den, is het van wezen­lijk belang dat we werk maken van het be­ge­lei­den van de bege­lei­ders, door hen goed te vormen op de semi­na­ries en hen op dit soort dingen voor te berei­den. Het be­lang­rijk­ste is dat een pries­ter al vanaf zijn semi­na­rie­tijd zelf werk moet maken van zijn eigen gees­te­lij­ke be­ge­lei­ding. Hij moet zich eerst zelf laten be­ge­lei­den, inzien dat hij dat nodig heeft. Als hij niet zelf ervaart dat hij groeien moet, nee mag, beter gezegd… Als hij niet zelf ervaart hoe weldoende dat is, dan zal hij ook anderen minder goed gees­te­lijk lei­ding kunnen geven.