Preek op 25-10-2020, 30e zondag door het jaar A, pastoor Frank Domen

Preek op 25-10-2020, 30e zondag door het jaar A, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, allemaal van harte welkom weer. Fijn, dat jullie zijn gekomen.

Vooral jonge mensen hebben wel één of meerdere idolen, mensen uit de sport-, muziek- of filmwereld, van die ‘beroemde sterren’, op zij willen lijken.

Wij, christenen, horen op Christus te lijken. Niet uiterlijk, maar innerlijk.

En dat is ook de diepste reden – hoop ik toch – dat wij hier zijn samengekomen: om ons in woord en sacrament te laten voeden, zodat wij meer op Jezus Christus gaan lijken, in ons spreken, in ons denken, ons doen en laten. Onze wereld kan alleen maar een betere wereld worden als de Geest van Christus weer terugkomt.

God kan die heilige Geest opnieuw over de wereld uitstorten. Maar zolang dat nog niet gebeurt, kunnen wij die Geest, die wij in de heilige Sacramenten al hebben ontvangen, in ons dagelijkse leven zelf uitdragen.

Vragen wij, dat de Geest door deze heilige Eucharistieviering weer sterker in ons mag komen, ten voordele van onszelf en van de mensen om ons heen.

Openingsgebed

Laat ons bidden. God, Gij zijt eeuwig; wij zijn aan tijd gebonden. Gij zijt almachtig; wij zijn zonder U tot niets in staat. Doordring ons van uw menslievendheid, zodat begrip en goedheid het winnen van vooroordeel en misverstand. Geef, dat onze liefde tot U en tot de naaste, ook bevrijding brengt in deze tijd en aanzet wordt van het eeuwig leven. Door onze Heer Jezus Christus… Amen.

Kinderwoorddienst (om 16.00 uur)

Preek

Beste mensen, vandaag gaat het evangelie weer eens over de liefde, het meest bezongen onderwerp. Maar niet alles wat liefde wordt genoemd, heeft per se iets met christelijke liefde te maken.

Misschien dat sommige mensen een beetje moeite hebben met de zegswijze ‘het gebod van de liefde’. Een gebod is iets wat moet. En liefde is toch iets wat uit je hart hoort te komen!? Misschien zouden zij liever willen spreken van het ‘wonder van de liefde’.

Wij weten, dat wij, mensen, niet uit onszelf zijn ontstaan en dat wij ook niet geroepen zijn om enkel voor onszelf te leven, nee, wij zijn ontstaan door de liefde van anderen – en die anderen zijn dan zowel God als onze voorouders – en wij leven ook om anderen van dienst te kunnen zijn.

Op de eerste plaats hebben wij ons bestaan aan God te danken. Wijzelf, en ook die prachtige wereld om ons heen. En jawel, ook onze vijanden, de mensen, die ons tegenwerken, ons teleurstellen … bestaan dankzij God. En omdat lang niet iedereen die laatste groep mensen van harte liefheeft – ikzelf heb er soms ook nog moeite mee – zegt Jezus in het evangelie van vandaag: Denk eraan: de liefde is een gebod; kies je er vrijwillig voor om bij Mij, Jezus, te willen horen, dan móét je liefhebben, dat wil zeggen: openstaan voor de noden van een ander.

Het eerste gebod luidt dus: Gij zult de Heer, uw God, beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel en geheel uw verstand. Met heel ons wezen, met alles wie we zijn en wat we hebben, moeten wij liefhebben. Als wij God hebben eenmaal aanvaard, Hem als Vader en Schepper hebben erkend, beseffen wij, hoe wij hier op aarde zijn gekomen, weten wij waarnaartoe wij op weg zijn.

Beste mensen, één van de grootste gaven, die wij, mensen, hebben ten opzichte van de rest van de geschapen wereld is onze vrije wil: wij kunnen kiezen. Maar dat houdt ook in, dat mensen niet alleen kunnen kiezen voor een bestaan mét God, maar ook voor een bestaan zónder God en er zijn zelfs groepen, die verkiezen tégen God te zijn, leden van de Vrijmetselaars en van de Satanskerk e.d.

En ons wordt vele keren per dag gevraagd om onze keuze te hernieuwen. Ik maak het zelf weleens mee, dat ik eindelijk even lekker zit, een goed boek lees of een mooie film kijk en dan gaat de telefoon of de deurbel. En niet één keer, maar een aantal keren achter elkaar. Het lijkt wel of iedereen gewacht heeft op het moment, dat je even rustig meende te kunnen zitten. Dan wordt er echt een keuze van je gevraagd: Reageer je geërgerd of vol liefde? Wie dien je: jezelf … of God en de naaste?

Wij moeten goed zien, broeders en zusters, dat die naaste inderdaad is geschapen naar het beeld van God. Zoals een muntstuk het beeld van de koning draagt – dat zagen wij vorige week in het evangelie: het beeld van de keizer – zo dragen onze naasten het beeld van God in zich, geen dood beeld, maar levend, God als Geest. Als wij onze naasten te woord staan – óók als het niet uitkomt – staan wij God zelf te woord. Als wij de naaste helpen, vermeerderen wij de glorie van God. Dat is toch wat wij iedere zondag bidden: Eer aan God in den hoge.

Voor God zijn alle mensen gelijk. Als jijzelf liefde verdient, nodig hebt, verdient ook je naaste liefde, en wel minstens even veel. Wij horen echt bij elkaar, vormen één familie. En als wij echt geloven, dat God de bron is van alle liefde, dat de liefde zijn werk is – wat we nu doen is ‘bron- en contactonderzoek’, de liefde is geen menselijke uitvinding – dan weten we, dat het goede werk van de één voor de ander óók Gods werk is.

Zoals reeds gezegd, God heeft ons ook de schepping toevertrouwd. Het is het werk van zijn handen, maar Hij heeft de aarde aan ons gegeven om er zelf van te genieten en… om haar te bewaren voor het nageslacht. Als je van iemand van wie je houdt iets krijgt, ga je er zuinig mee om, geef je het een ereplaats. Daarom, werken aan een schone wereld is ook een onderdeel van onze godsdienst.

Beste mensen, God heeft met ons een Verbond gesloten en als wij God en de naaste en de schepping liefhebben, zoals zojuist beschreven, dan treden wij binnen in het Verbond. Dan mogen wij ook deelnemen aan het Verbond, dat wij in deze Eucharistie vieren: het Nieuwe, Altijddurende Verbond.

Broeders en zusters, iemand, die voortdurend gezond leeft, gezond eet en drinkt, voldoende beweegt en slaapt, zich ontspant, die voelt zich goed, omdat hij volgens zijn natuur leeft.

Zo heeft onze menselijke natuur ook een godsdienstige kant: wij voelen ons goed als wij een tijdje lang – uit kracht van het Lichaam van de Heer – niet steeds voor onszelf hebben gekozen, maar voor God en de naaste. Willen wij lekker in ons vel zitten, laten wij dan van harte God liefhebben en onze medemens.

Tenslotte een verhaal over wie of wat wij moeten liefhebben. Het past ook wel een beetje in deze coronatijd.

Er woonde eens aan de rand van het woud een man, die zich al geruime tijd bezighield met het zoeken naar geneeskrachtige kruiden. Hij maakte er preparaten van, die de plaatselijke bevolking uit de stad zeer van pas kwamen bij ziektes en ongemakken. Het gebeurde zelfs niet zelden, dat hij mensen, die ernstig ziek waren, voor de poorten van de dood wist weg te halen.

Uit dankbaarheid schonken de patiënten hem geld, goederen en stukken land, tot het zelfs zover kwam, dat hij een rijk man werd.

Hij staakte zijn zwerftochten in bos en land en was vooral bezig met het verzorgen van zijn bezit. Langzamerhand raakte zijn voorraad preparaten op en ook zijn geduld met de mensen, die hem bezochten. Tot hij op een dag merkte, dat er die week niemand was langsgekomen én … dat hij zijn plezier in het leven begon te verliezen.

Vanaf die dag pakte hij zijn oude leven weer op en schonk al zijn overmatige bezit weg aan hen, die het meer nodig hadden dan hijzelf. Toen de mensen hem vroegen waarom hij afstand deed van al wat hij toch eerlijk had vergaard, sprak hij: “Ik heb ontdekt, dat wie bezit vermeerdert, ook bezorgdheid vermeerdert. Niet het vele is goed, maar het goede is veel. Doordat ik veel had, raakte ik nog meer kwijt: onbezorgdheid, vriendschap, en tenslotte mijzelf. Daarom: meer is minder en minder is meer!”

Mag ik nog één opmerking maken? Ik merk, dat sommige mensen toch wel heel erg bang zijn voor het coronavirus. Ik ga niet bagatelliseren wat er gebeurt. Dan kan ook moeilijk met meer dan 10.000 besmettingen per dag.

Ik zou willen zeggen: doen wij ons best en bidden we misschien wat meer. In de kerk, aan de livestream, bidden we meestal wel vijf keer per dag de Rozenkrans van de Goddelijke Barmhartigheid. Ik zou zeggen: ga eens biechten, voor mijn part in Heiloo, en zeg: God, zoals ik voor mijn ziel zorg, wilt U zo voor mijn lichaam zorgen, mij beschermen. Vanuit het verhaal van de genezing van een lamme weten wij, dat Jezus graag éérst aandacht besteedt aan de ziel. Doen wij dat. Dan beschermt Hij misschien ook ons lichaam. Amen.