Van onze correspondent in Indonesië

Van onze correspondent in Indonesië

Onze vrijwilliger, die in de vorige Nieuwsbrief een tekst heeft geschreven over winkelen in Noord-Sulawesi in Indonesië, beschrijft deze keer over dé mensen ter plekke. ‘Van onze correspondent in Indonesië’ dus weer een historische betrouwbaar verslag.

Na een paar maanden onder de Indonesiërs van Noord-Sulawesi te hebben geleefd, kan ik wel iets vertellen over de aard van de mensen hier. Allereerst zijn de mensen vriendelijk en gastvrij. Er is hier ook een bepaald respect naar oudere mensen. Ik word, als oudere blanke (bule, zeg boelee) aangesproken met oom. Omdat men mijn naam niet kent ben ik ‘om bule’. Creatief gevonden, ik beschouw het als een eretitel. Het lijkt er op, dat hier een tweelingbroer of een dubbelganger van mij rondloopt. Hij heet ‘Hé’. Zo wordt ik aangesproken als ik over straat loop. Indonesiërs zijn nieuwsgierig, meestal komt dan de vraag waar ik naar toe ga en waar ik vandaan kom. En meestal lukt het wel om een praatje te maken, maar op een volle markt wordt het vervelend. Ik heb mooie gebouwen en kunstwerken gezien, zie foto. Indonesiërs zijn beslist niet dom en kunnen best wel dingen realiseren. Hier wordt in augustus een internationaal bloemenfestival gehouden, men is al maanden bezig met voorbereidingen. Dergelijke projecten worden goed gepland, hoewel dat in mijn optiek niet echt in hun aard ligt. Veel wordt op het allerlaatste moment geregeld. Het is hier warm, dat maakt dat de mensen veel buiten verblijven, meer nog dan wij Nederlanders in de zomer. Het resultaat daarvan is, dat iedereen elkaar kent. Dat zorgt er weer voor dat er een enorme sociale controle is. Niemand wordt in de steek gelaten, er is altijd hulp en steun. Ik ben een keer een biljet van 100.000 roepia (± € 6,50) verloren, best veel geld voor hen. Het werd me achterna gebracht. Als er een groot feest is, de moeite waard om te vieren, dan komt men ook in groten getale. Indonesiërs zijn niet vies van een feestje. Toen ik hier een jaar of 35 voor het eerst kwam, was ik een reus tussen allemaal mensen die dus kleiner waren dan ik. Nu is dat anders. De jeugd is langer dan voorheen, sommigen zelfs langer dan ik. De toenemende welvaart laat zich op deze wijze zien. Wat mij ook opvalt, is dat men niet te beroerd is om de handen uit de mouwen te steken. Voorheen zat een groot deel van de mannen thuis of hing op straat rond en werkten de vrouwen. Nu is dat een stuk minder en werkt of probeert iedereen te werken. In mentaliteit een enorme vooruitgang, het land zal niet lang meer een tweede-wereld-land blijven of is dat allang niet meer. Ze moeten nog wel leren voetballen en niet elke keer bij het minste geringste omvallen.