Ter voorbereiding van de viering van de zaterdag
Uit een homilie van de priester Origenes († 253/254) over het boek Jozua
Als levende stenen worden wij opgebouwd tot huis en altaar van God.
Wij allen die geloven in Jezus Christus, worden ‘levende stenen’ genoemd volgens het woord van de Schrift: ‘Gij zijt toch levende stenen, gevoegd in de bouw van de geestelijke tempel tot een heilige priesterschap, om geestelijke offers op te dragen die welgevallig zijn aan God door Jezus Christus’ (1 Petr. 2, 5).
Wanneer het gewone stenen betreft, zorgt men, zoals bekend is, ervoor eerst de hardste en sterkste stenen te gebruiken om de fundamenten te leggen. Dan kan men er zeker van zijn dat daarop het gewicht van het hele gebouw kan rusten. Als het echter de levende stenen voor deze geestelijke tempel betreft, wie dienen dan tot fundament? De apostelen en profeten, zoals Paulus leert: ‘Gij zijt gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl de hoeksteen onze Heer Jezus Christus zelf is’ (Ef. 2, 20).
Om u, die dit hoort, te bekwamen voor de bouw van deze tempel, om een van de stenen te kunnen zijn die het dichtst bij het fundament liggen, moet gij weten dat Christus zelf het fundament is van het gebouw waarvan hier sprake is. Want de apostel Paulus zegt: ‘Niemand kan een ander fundament leggen dan wat er reeds ligt, namelijk Jezus Christus’ (1 Kor. 3, 11). Gelukkig degenen die op zulk een edel fundament een Godgewijde en heilige tempel hebben gebouwd.
Maar in deze tempel die Gods kerk is, moet ook een altaar staan. Daarom denk ik aan allen onder u die als levende stenen hiervoor in aanmerking komen, die zich ijverig toeleggen op het gebed en die dag en nacht hun gebeden richten tot God en Hem hun smeekoffers aanbieden. Met hen bouwt Jezus zijn altaar.
Maar let er eens op hoe deze altaarstenen worden aangeprezen. ‘Zoals Mozes in de wet had voorgeschreven,’ zegt de heilige Schrift, ‘bouwde men een altaar van gave stenen, stenen die niet met een beitel waren bewerkt’ (Ex. 20, 25; Joz. 8, 31). Wie zijn deze gave stenen? Deze gave en onbewerkte stenen kunnen de heilige apostelen zijn, die door hun eensgezindheid en eendracht samen het ene altaar vormen. Want er wordt van hen vermeld dat zij allen ‘eensgezind waren in het gebed’ en baden met de woorden: ‘Gij zijt het, Heer, die aller harten kent’ (Hand. 1, 24).
Wie eensgezind, eenstemmig en één van geest konden bidden, zijn wellicht waardig om samen één enkel altaar te vormen waarop Jezus het offer opdraagt aan zijn Vader. Maar ook wij moeten ons inspannen om allen eensgezind te zijn in woorden en gedachten, ‘om eensgezind te zijn en niet toe te geven aan partijzucht en ijdelheid’ (Fil. 2, 3). Wij moeten volharden in saamhorigheid en eendracht; dan kunnen ook wij misschien geschikte stenen voor het altaar worden.