Ter voorbereiding van de viering van de woensdag

Ter voorbereiding van de viering van de woensdag

Uit een preek van de heilige priester Bernardinus van Siena († 1444)

De naam van Jezus is de glans van een predikant

De naam van Jezus is de glans van een predikant, omdat de Heer zijn woord in een stralend licht laat verkondigen en beluisteren. En waarvandaan, denkt u, komt over de hele aarde dat grote, plotselinge en hevige licht van het geloof? Toch alleen door de prediking van Jezus. Is het niet door de lieflijke glans van die Naam dat God ons ‘geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht’ (Petr. 2, 9)? Als wij verlicht zijn en in dat licht het licht aanschouwen, kan de Apostel tegen ons zeggen: ‘Eens waart gij duisternis, nu zijt gij licht door uw gemeenschap met de Heer. Leeft dan ook als kinderen van het licht’ (Ef. 5, 8).

Daarom moet die Naam bekendgemaakt worden om te kunnen schitteren, en niet verzwegen worden. Maar hij mag in de prediking niet worden uitgedragen met een onzuivere bedoeling of met een onreine mond. Door een ‘uitverkoren vat’ moet die Naam bewaard worden en verkondigd. Vandaar heeft de Heer over Paulus gezegd: ‘Die man is mijn uitverkoren vat om mijn Naam uit te dragen onder heidenen en koningen en onder de kinderen van Israël’ (Hand. 9, 15). ‘Een uitverkoren vat’ zegt de Heer, waarin een kostbare drank te koop wordt aangeboden, die uitnodigt tot drinken terwijl hij gloeit en fonkelt in uitverkoren vaten, ‘die mijn Naam moeten uitdragen’.

Men steekt een vuur aan om akkers schoon te maken, om droge en nutteloze struiken te verbranden. Bij het stralen van de opgaande zon verdwijnt de duisternis; dieven, zwervers en inbrekers zoeken hun schuilplaats op. Zo was ook de taal van Paulus, als hij predikte voor het volk: een ratelende donderslag, een hevig laaiend vuur, een schitterende zonsopgang. Ongeloof verdween, dwaling ging teniet en de waarheid lichtte op, zoals bijenwas wegsmelt in een hevig vuur.

Want Paulus droeg de naam van Jezus rond in woord en geschrift, met wonderen en door zijn voorbeeld. Hij prees ‘de naam des Heren zonder ophouden en bezong hem in zijn loflied’ (Sir. 51, 11).

Die Naam heeft hij ook als een licht ‘uitgedragen onder heidenen en koningen en onder de kinderen van Israël’ (Hand. 9, 15). Hij verlichtte de volkeren en riep overal: ‘De nacht loopt ten einde, de dag breekt aan. Laten wij ons dus ontdoen van de werken der duisternis en ons wapenen met het licht. Laten wij ons behoorlijk gedragen, als op klaarlichte dag’ (Rom. 13, 12-13). Hij heeft aan allen de brandende lamp getoond, die straalt op de kandelaar. Zo verkondigde hij overal Jezus en zijn kruis’ (1 Kor. 2, 2).

De kerk, de bruid van Christus, steunt op dit getuigenis van de Apostel en zij jubelt met de woorden van de profeet: ‘God, Gij hebt mij van jongs af onderricht, en nog spreek ik van uw wonderen’ (Ps. 71 (70), 17), dat wil zeggen: altijd. Ook de profeet spoort ons daartoe aan: ‘Zingt voor de Heer en verheerlijkt zijn Naam; dag na dag verkondigt zijn heil’ (Ps. 96 (95), 2), dat is: Jezus de Heiland.