Ter voorbereiding van de viering van de donderdag

Ter voorbereiding van de viering van de donderdag

Begin van de preek van een onbekend schrijver uit de tweede eeuw

Christus wilde redden wat verloren ging

Broeders en zusters, Jezus Christus moeten we beschouwen zoals we God beschouwen: als rechter van levenden en doden. We mogen niet te gering denken over ons heil. Als we daarover te gering zouden denken, hebben we ook niet veel te verwachten. Wie naar de boodschap luistert alsof het om geringe dingen gaat, zondigt. Ook wij zondigen, omdat we niet beseffen vBroeders en zusters, Jezus Christus moeten we beschouwen zoals we God beschouwen: als rechter van levenden en doden. We mogen niet te gering denken over ons heil. Als we daarover te gering zouden denken, hebben we ook niet veel te verwachten. Wie naar de boodschap luistert alsof het om geringe dingen gaat, zondigt. Ook wij zondigen, omdat we niet beseffen an waaruit, door wie en waartoe we geroepen zijn, en hoeveel Jezus Christus voor ons geleden heeft. Hoe kunnen wij Hem onze dank betuigen? Welke gave is er die opweegt tegen wat Hij ons gegeven heeft? Hoe grote weldaden hebben we aan Hem te danken? Hij heeft ons immers het licht geschonken. Als een vader heeft Hij ons zijn kinderen genoemd. Toen we verloren gingen, heeft Hij ons gered. Welke lof zullen we Hem brengen? Welke vergoeding voor wat we ontvangen hebben? Onze geest was zwak en we aanbaden mensenwerk, steen, hout, goud, zilver en koper. Ons hele leven was niets anders dan een dood. We waren omhuld door het donker en ons gezichtsvermogen was verduisterd; maar we konden opnieuw zien toen we volgens zijn wil het duister hadden verdreven dat ons omgaf. Uit erbarmen en medelijden heeft Hij ons gered, toen Hij ons in veel dingen zag dwalen en ons verloren zag gaan, zonder enige hoop op redding tenzij van zijn kant. Wij bestonden nog niet en Hij riep ons; Hij wilde dat wij uit het niets tot het zijn kwamen.

‘Jubel het uit, gij onvruchtbare, die nooit hebt gebaard; breek uit in jubel en juich, die geen weeën hebt gekend, want talrijker zijn de zonen van de verlaten vrouw dan van haar die een man heeft’ (Jes. 54, 1). Toen Hij sprak: ‘Jubel het uit, gij onvruchtbare, die nooit hebt gebaard’, bedoelde hij ons: de kerk was immers onvruchtbaar voordat haar kinderen werden geschonken. En toen Hij zei: ‘Juich, die geen weeën hebt gekend’, wilde Hij ons aanmanen om steeds weer onze gebeden aan God op te dragen en niet als vrouwen in barensweeën de moed te verliezen. Hij zei: ‘Talrijker zijn de zonen van de verlaten vrouw dan van haar die een man heeft’, omdat ons volk verlaten scheen en zonder God, terwijl we nu, tot het geloof gekomen, talrijker zijn dan zij die God schenen te bezitten.

Een andere schriftplaats zegt: ‘Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars’ (Mc. 2, 17). Dit betekent dat het zijn taak is te redden wie verloren gaan. Want dit is groot en wonderbaar: sterk te doen staan, niet wat al stevig staat, maar wat dreigt te vallen. Zo wilde ook Christus redden wat verloren was. Hij redde er velen toen Hij kwam en ook ons riep toen we verloren gingen.