Preekje op 16-04-2021, vrijdag na de 2e zondag van Pasen
Openingswoord
Wij kunnen ons weleens zorgen maken over alles wat er momenteel in Kerk en wereld gebeurt, maar de eerste lezing van vandaag leert ons dat als een werk van God uitgaat de kwade machten het uiteindelijk toch niet kunnen tegenhouden. Dat zegt de Farizeeër Gamaliël, een wetgeleerde, die bij het hele volk in aanzien stond. En Jezus zelf zegt het elders ook letterlijk: De poorten van de hel zullen die van de hemel niet overwinnen.
Een populaire uitleg van het verhaal van de wonderbare broodvermenigvuldiging is dat Jezus de harten van de mensen zo sterk wist te raken, dat zij het weinige aan voedsel dat zij bij zich hadden met elkaar begonnen te delen.
Maar wat nu als deze passage in het evangelie van Johannes is gebeurd precies zoals zij is beschreven!? En als Johannes dit gebeuren gebruikt als een vooruitgrijpen op het wonderbare verhaal van de heilige Eucharistie waarin ook iedere mens wordt gevoed!?
Wij allemaal weten, dat het zo is gebeurd, dat deze wonderbare broodvermenigvuldiging een levende illustratie is van hoe barmhartig, medelijdend en overvloedig de liefde van God is voor ieder van ons.
Voor sommige moderne mensen is het moeilijk om te geloven dat Jezus brood en vis vermenigvuldigde als een openbaring van het Koninkrijk van God. Maar wij mogen hen wijzen op de verschillende manieren waarop Jezus zijn leerlingen en volgelingen duidelijk probeerde te maken dat het Koninkrijk van God eindelijk was gekomen. Waarom zou Hij geen gebruik mogen of kunnen maken van iets dat zo tastbaar is als voedsel voor een hongerige en behoeftige menigte? Waarom zou Hij geen gebruik kunnen of mogen maken van deze gelegenheid om te laten zien dat in het Koninkrijk van God al onze behoeften kunnen worden vervuld?
Dit verhaal, lieve mensen, is fundamenteel voor het evangelie, juist omdat het ons laat zien wat voor een koninkrijk Jezus wil stichten. Het gaat niet om een mooie theorie of om een prachtig sprookje. Het Koninkrijk van God is een concrete werkelijkheid, zo concreet, dat op die ene bewuste dag alle mensen brood en vis konden eten.
Wij kunnen het Koninkrijk van God natuurlijk nog niet zien in heel haar volheid, wij vangen niet veel meer op dan een glimp: in de heilige Eucharistie; in de gezinnen waar Jezus wordt vereerd en bemind; in de levendige parochies en in de kerkelijke organisaties die een helpende hand bieden aan noodlijdende mensen.
Het Koninkrijk van God is op de eerste plaats in ons! Het is in ons hart dat de bovennatuurlijke en overvloedige liefde van God onze wonden kan helen en onze leegheid kan vullen. Het is in ons hart, dat zondige gewoontes kunnen worden overwonnen en dat goddelijke deugden kunnen groeien. En het is ook vanuit ons hart, dat de goddelijke goedheid kan worden vermenigvuldigd en er een begin kan worden gemaakt met het uitdragen van deze goedheid naar alle mensen om ons heen.