Preek op 28-11-2021, 1e zondag van de advent, jaar C, pastoor Frank Domen

Preek op 28-11-2021, 1e zondag van de advent, jaar C, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, allemaal van harte welkom op deze eerste zondag van de advent. De eerste kaars van de adventskrans brandt. De lege kerststal staat al klaar. In de Kerk lopen wij een beetje voor. Er is een nieuw kerkelijk jaar begonnen. Wíj leven eigenlijk al in 2022.

Maar het gaat niet zo zeer om oud- of nieuwjaar, maar om ons binnenste. Jezus Christus vraagt ons in deze tijd van advent de oude mens af te leggen – de oude wijze van denken – om ons te bekleden met de nieuwe mens, een mens, die leeft in en vanuit de liefde voor God en alle mensen.

Het evangelie spreekt over het in de war raken van de loop van de hemellichamen. Dat zal zeker een keer letterlijk gebeuren, maar we kunnen er tegelijk een geestelijke betekenis aan geven: dat het verwijst naar het in de war raken van onze samenleving, dat veel mensen niet meer weten wat goed is wat en kwaad, en dat is veel erger.

Alleen het volgen van Gods wijsheid en liefde kan deze verwarring helpen oplossen. Een liefdevolle mens heeft aandacht en zorg, niet allereerst voor zijn eigen belangen, maar voor die van God en alle mensen.

Een kerstboom met mooie ballen maakt nog geen kerst, maar een hart vol liefde, zoals Maria en Jozef hadden, dat maakte dat God mens kon worden op aarde. Dóén wij iets extra’s in deze adventstijd. Laten wij God en elkaar zien, dat wij verlangen naar de komst van de Vredevorst.

Openingsgebed

Laat ons bidden. God, Heer en Schepper, hemel en aarde hebt Gij gemaakt. De zon, de maan, de sterren: het is het werk van uw handen. Open onze ogen opdat wij overal uw hand herkennen; dat wij waakzaam blijven totdat uw Zoon wederkomt, Jezus Christus, Messias. Die met U leeft en heerst … Amen.

Kinderwoorddienst

Preek

Het evangelie van vandaag is nogal angstaanjagend. Er wordt gesproken over tekenen aan zon, maan en sterren, over gebulder van de onstuimige zee. Volkeren in angst, mensen, die het besterven van schrik. Er was vóór Jezus’ tijd al heel wat kwaad gebeurd en dat gebeurde ook in zijn eigen tijd, maar blijkbaar zou er nog veel meer gebeuren. De liefde is een groot mysterie, maar het kwade ook.

Maar, zegt Jezus Christus, wanneer dit alles begint, volop bezig is, laat je dan niet uit het veld slaan, want – zoals wijzelf zeggen – als de nood het hoogst is, is de redding nabij. Dan zal Hij komen om te oordelen over de volkeren en over alle mensen. Dan zal het kwaad definitief worden verslagen. God en de mensen van goede wil zullen voor altijd samenleven in eeuwigdurende vrede.

De vraag is nu: waar richten wij het meeste onze aandacht op? Op wat is geweest, het verleden? Op wat nog komen moet, de toekomst? Of op de dag van vandaag, het heden?

Er zijn mensen, die veel praten over het verleden. Vroeger was alles beter. ‘Die goede oude tijd’. Er zijn er ook, die met afschuw terugdenken aan vroeger. Allerlei toestanden in Kerk en samenleving, zij zijn blij dat het voorbij is.

Er zijn mensen, die veel bezig zijn met de toekomst. Zij maken zich grote zorgen. Waar moet het naar toe met onze Kerk en de wereld? Er zijn mensen, die grote verwachtingen hebben en als wij O.L.Heer mogen geloven, dan zal er ook een tijd komen dat alles beter wordt. De vraag is alleen of wij al het goede van de toekomst moeten verwachten?

Even verderop in hetzelfde evangelie roept Jezus ons op om waakzaam te zijn: “Weest daarom altijd waakzaam en bidt dat ge in staat moogt zijn te ontkomen aan al die dingen, die zich gaan voltrekken en dat ge stand moogt houden voor het aangezicht van de Mensenzoon”.

‘Waakzaam zijn’ wil zeggen, dat je alles zo veel mogelijk bewust doet. En je kunt alleen maar de dingen van ‘hier en nu’ bewust doen. Wat gisteren is gebeurd heeft nog wel een plaatsje in ons bewustzijn, in onze herinnering, en ook aan wat wij morgen gaan doen kunnen wij bewust denken, maar bewust dóén kan alleen maar op dit moment, op deze plaats. God vraagt ons dan ook vooral in het nu te leven. Niet te veel terugdenken aan gisteren, ons niet te veel verheugen op of zorgen maken over de dag van morgen.

In de eerste lezing zegt de profeet Jeremia, dat er een tijd komt, dat God een wettige afstammeling van de grote koning David zal sturen om het land rechtvaardig en eerlijk te besturen. Wel, die wettige afstammeling is reeds gekomen, Jezus Christus, maar … zijn heerschappij is nog vrijblijvend. Je kunt meedoen. Je kunt op zijn partij stemmen. Hem een plaats in de regering geven, de regering over jouw eigen leven.

Je kunt je ook tegenover zijn programma onverschillig opstellen of zelfs in de oppositie gaan, bewust het omgekeerde doen, maar Hij is al in ons midden. En van ons, hier aanwezig, verwacht Hij dat wij meedoen. En hoe groter het kwaad wordt dat andere mensen doen, hoe harder wij moeten bidden en werken om het Koninkrijk van God in onze wereld toch tegenwoordig te stellen.

Dat bidden kunnen en mogen wij altijd en overal doen. Iedere keer dat wij zien, dat de eer van God of de rechten van de mensen worden aangetast, kunnen wij op het moment zelf even een kort schietgebed richten tot Jezus Christus, die rechtvaardige en eerlijke bestuurder, of tot Moeder Maria. Je ziet en hoort op het journaal iets ergs – voetbalsupporters, die zich ernstig misdragen, nota bene in het buitenland, je schaamt je eventjes dood dat je Nederlander bent; een jongen van 12 jaar steekt met een mes in op een andere jongen van 12 … als je dat hoort en ziet, kun je, zonder dat anderen dat hoeven te merken, even bidden “Heer, ontferm U over die mensen”. En je bidt ook voor de mensen, die die ellende hebben veroorzaakt, opdat zij het een volgende keer hopelijk niet meer doen.

Zou er niet veel zegen van ons uitgaan als wij biddend naar het journaal kijken? Tegelijkertijd zien wij allemaal hetzelfde. En op hetzelfde moment sturen wij allen een korte smeekbede naar boven. Wat een kracht gaat er dan van onze gemeenschap uit als wij biddend reageren op alle kwaad!

Dat wat betreft het bidden. Als het gaat over het werken zegt Paulus in de tweede lezing van vandaag, dat het vooral moet gebeuren in een geest van liefde voor elkaar en voor alle mensen. En dat die liefde van de Heer moet komen. Het moet een goddelijke liefde zijn. Een liefde zonder grenzen. “Heer, geef mij uw liefde voor U en voor alle mensen!”

Als wij dat vaker vragen, bij een passende gelegenheid, een ontmoeting bijvoorbeeld, en wij houden dat een tijdje vol, dan voelen wij – op den duur – dat de liefde in ons vuriger wordt, groter.

Wij kunnen ons zorgen maken over bepaalde ontwikkelingen in ons kleine Nederlandje of in de grote wereld. Wij kunnen dan gaan zitten treuren of zeuren. Wij kunnen die ontwikkelingen ook beantwoorden met een vurige liefde in de hoop – of eigenlijk met de zekerheid – dat Gods liefde alles zal overwinnen. Dat is wat wij in deze adventstijd verwachten: God zal in onze wereld komen en overwinnen.

Gaan wij vooral in deze heilige adventstijd meer waakzaam, meer bewust, om met God en met elkaar. Beseffen wij, dat Heerhugowaard, of waar wij ook vandaan komen, een gemeenschap van levende liefde is, van liefde tussen God en mensen en van liefde onderling. Dan komt er een einde aan alle verwarring. Dat breekt een tijd van vrede aan, vrede door Jezus Christus.

Naar aanleiding van de aansporing om er voor God en voor elkaar te zijn nog het volgende.

Aan de joodse rabbi Mosje werd eens de volgende vraag gesteld: “Wij geloven dat alles door God is geschapen. Betekent dat dan ook dat door zijn toedoen de godloochening bestaat? Wat kan daar nu voor goeds aan zijn?”

“Inderdaad,” antwoordde rabbi Mosje, “de loochening van God – in zekere zin – heeft zijn bestaansrecht en is soms lange tijd heel erg nodig onder mensen.

Want stel je voor: iemand komt bij je om hulp en je geeft hem enkel de raad maar op God te blijven vertrouwen en al zijn noden op Hem af te wentelen. Dan zit je toch goed fout, denk je niet? En toch gebeurt dit veel meer dan wij durven denken. Daarom zeg ik je: als een mens bij jou om hulp komt, dan moet je doen alsof er géén God is, en alsof er op de hele wereld maar één iemand is die deze mens – hier en nu – kan helpen, namelijk jij, jij alleen!” Amen.