Preek op 18-04-2021, derde zondag van Pasen, jaar B, pastoor Frank Domen

Preek op 18-04-2021, derde zondag van Pasen, jaar B, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, allemaal welkom, op de 3e zondag van Pasen.

Wij gaan uiteraard weer aan de slag – als ik het zo mag noemen – met dat ongehoorde gebeuren van de verrijzenis van onze Heer. Iets dergelijks was nog nooit gebeurd, het was nog nooit gehoord, ‘ongehoord’.

In de geloofsbelijdenis staat geschreven, dat Jezus na zijn dood is nedergedaald ter helle. Niet in de hel, maar de helle. Daar waren de zielen van de rechtvaardigen aan het wachten op de komst van de beloofde Verlosser. Het is de plaats waar mensen hadden moeten verblijven, óók de goedwillenden, voor altijd, áls Jezus niet voor ons was gestorven en verrezen. Jezus Christus heeft de dood en de definitieve scheiding van God helemaal overwonnen. Hij weet – en wij weten – dat verreweg de meeste mensen zijn eeuwig leven zullen aannemen.

God is dus met ons. Hij staat aan onze kant. Dat is wel duidelijk. Wij mogen met en bij Hem zijn … in dit leven en strakjes in de eeuwigheid.

Proberen wij in deze viering met ons hart bij de Heer te zijn. Wij zullen af en toe wel even afdwalen, met onze gedachten ergens anders zijn, maar proberen wij zo veel mogelijk liefde in ons op te nemen, opdat wij de komende week weer kunnen leven als blijde mensen, levend in afwachting van onze eigen verrijzenis.

Openingsgebed

Laat ons bidden. God, laat uw volk, dat Gij geestelijk hebt vernieuwd en verjongd, altijd reden hebben tot vreugde. Wij zijn gelukkig, nu Gij ons weer hebt aangenomen als uw kinderen; geef, dat wij de dag van de opstanding hoopvol en blij tegemoet zien. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon … Amen.

Preek

“Vrede zij u – Ik ben het zelf”

Broeders en zusters, een van de onderwerpen in de Bijbellezingen van vandaag is de verzoening.

In de eerste lezing wordt verzoening aangeboden aan het Joodse volk, dat zijn Messias had verloochend. “Maar ik weet, broeders,” zegt de apostel Petrus tot zijn toehoorders “dat gij in onwetendheid gehandeld hebt, evenals uw overheden. Bekeert u dus en hebt berouw opdat uw zonden worden uitgewist.”

Ook in de tweede lezing, bij monde van de apostel Johannes, biedt God verzoening aan, en dit keer zelfs aan heel de wereld. Johannes zegt: “Wij hebben een voorspreker bij de Vader, Jezus Christus, die geheel zondeloos is, die al onze zonden goedmaakt, en niet alleen die van ons maar die van de hele wereld.”

En in de derde lezing, het evangelie, spreekt Jezus Christus zelf tot de apostelen over de verkondiging aan alle volkeren van de vergeving van zonden.

Hoe kunnen wij weten of wij verzoend met God leven!? Wel, wanneer Jezus Christus met Pasen aan zijn leerlingen verschijnt, wenst Hij hen vrede toe, innerlijke vrede: dat is verzoening met God, verzoening, vrede, met je medemensen en ook vrede met jezelf. Vrede is tevreden zijn, wat er ook gebeurt.

Die vrede werd natuurlijk al aangekondigd toen Jezus in Bethlehem geboren werd: “Eer aan God in den hoge en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij welbehagen heeft” (Lucas 2, 14) zongen de engelen tegenover de herders in het veld. Die vrede wenste Jezus iedereen toe, die Hem ontmoette. “Ga in vrede” (Lucas 7, 50) zei Hij tegen een zondares. “Mijn vrede geef Ik u,” zei Hij tegen zijn apostelen tijdens het Laatste Avondmaal. En ook wanneer Hij op Paasdag bij zijn leerlingen binnentreedt, is zijn eerste woord dus: “Vrede zij u.”

In een eerder stadium, nog vóór zijn lijden en sterven, beval Hij de apostelen om die vrede ook zelf mee te delen: “Laat in welk huis gij ook binnengaat uw eerste woord zijn: Vrede aan dit huis!” (Lucas 10,5).

Wij zeggen gewoon “Goedemorgen” tegen elkaar. Dat is vriendelijk, lief, maar God komt er niet bij aan te pas. Veel Duitsers zeggen nu nog steeds “Grüss Gott” wat betekent “God groet u”. De apostelen zeiden “Vrede aan dit huis”. Met dat zij naar binnengaan, treedt ook God het huis binnen. Wat een genade!

En vlak vóór zijn lijden en sterven bidt Jezus voor de stad Jeruzalem en haar bewoners en zegt: “Mocht ook gij op deze dag inzien wat u tot vrede strekt! Maar nu is dat voor uw ogen verborgen” (Luc. 19,42). De weg naar duurzame vrede is blijkbaar niet voor iedereen zo vanzelfsprekend.

Ondertussen waren zijn leerlingen na de catastrofe van Golgota verlamd door angst, twijfels en moedeloosheid. En wat zij voelden, voelen wij ook weleens. Ook wij zijn weleens bang.

Ouders zijn soms bang, dat hun kinderen van hen zullen vervreemden, dat er iets ergs met hen zal gebeuren. Uit onderzoek is gebleken dat in deze coronatijd meer jongeren drugs zijn gaan gebruiken. En de jongeren, die al gebruikten, gebruiken nog meer drugs. Wij hebben Jezus. Zij hebben drugs. Het is onze taak hen over Jezus te vertellen.

Jongeren zijn bang, dat ze vanwege het coronavirus geen stageplek en geen werk zullen vinden; ze lijden eronder dat ze weinig contact hebben met elkaar. Voor veel mensen is dit ook een geheel nieuwe ervaring; ze moeten nog leren om goed met al die beperkingen te kunnen omgaan. We vrezen, dat ze nog even de tijd hebben om te oefenen.

Werkgevers zijn bang, dat hun winkels of bedrijven – ondanks alle steunmaatregelen – het uiteindelijk toch niet zullen redden. En uiteraard zijn de werknemers daar ook bang voor.

Sommige kinderen én volwassenen zijn bang, omdat zij om een of andere reden gepest worden. Ze zijn bang om naar school of naar het werk te gaan.

Angst is het verlies van vertrouwen. Geen vertrouwen meer hebben maakt het leven onzeker. Zonder vertrouwen, zonder zekerheid, kunnen mensen niet verder. Ze stranden. Het lijkt wel alsof ze in drijfzand zijn terechtgekomen.

De bisschop door wie ik in 1983 tot priester ben gewijd, mgr. Johannes Gijsen, heeft ooit een geloofsboek geschreven. Wat erin staat is allemaal waar, duidelijk, maar het is een vreselijk saai boek. De titel is echter steengoed: “Zekerheid en Vrede”. Wie zich in het leven aan God en aan Jezus’ Kerk vasthoudt, die heeft zekerheid en kan dus altijd in vrede met zijn leven voortgaan.

Wij hebben Jezus Christus, die ons zijn Paasvrede toewenst, een vrede, die gebouwd is op het geloof. Alleen het geloof kan ons een fundament bieden voor die innerlijke vrede, dat gevoel van zekerheid en veiligheid, waarmee wij weer met vertrouwen naar de toekomst kunnen kijken, ondanks alles wat wij in de Kerk en in de wereld zien gebeuren.

Zoals het voor de leerlingen moeilijk was om tot geloof in de verrezen Heer te komen, zo is het soms ook voor ons moeilijk om in de verrijzenis van Christus te geloven.

Wij zullen allemaal wel geloven, dat Híj werkelijk verrezen is, maar dat diezelfde verrijzeniskracht ons ook nú al kan helpen om uit allerlei zorgen en angsten en moedeloosheid op te staan, dat vinden wij soms een beetje moeilijk. Als wij het zwaar hebben, vergeten wij zelfs vaak de Heer te vragen om ons zijn verrijzeniskracht te geven. De Heer iets vragen moet een goede gewoonte worden, die wij onszelf moeten aanleren.

Wij kunnen het ervaren als wij met vertrouwen – let wel: met vertrouwen, een innerlijke zekerheid – tot Hem bidden. Als wij ons door Hem bij de hand willen laten nemen. Als Moeder Maria in Medjugorje in haar boodschappen niet alleen iets vertelt, maar ook iets aan ons vraagt, eindigt zij vaak met het gezegde: “Dank jullie wel, dat jullie aan mijn oproep beantwoorden!” Ze gaat er zonder meer vanuit, dat wij op haar bede, op haar verzoek, ingaan. Zo moet ook ons bidden worden: de kwestie is nu nog niet in orde, maar we hebben het aan de hemelse Vader voorgelegd, dus ooit komt het goed, op zijn tijd en op zijn wijze.

Als wij met trein of bus op reis gaan, dan vertrouwen wij erop, dat wij veilig op de juiste plek aankomen. Als iemand rijles gaat nemen, vertrouwt hij erop dat de instructeur hem alles leert wat hij moet weten en kunnen om voor het rijexamen te slagen. Als wij boodschappen doen, vertrouwen wij erop dat wij in de winkel een goed product krijgen. In ons dagelijkse leven zijn er duizend-en-een zaken waarbij vertrouwen onmisbaar is.

Het allerbelangrijkste is dat wij op God vertrouwen, dat wij Hem het stuurwiel over ons leven geven.

Houden wij ons vast aan Jezus Christus en zijn heilige Moeder Maria en ook aan Sint-Jozef. Dan zal het met ons leven steeds beter gaan, zullen wij meer rust en meer vrede ervaren. En die vrede is toch de grootste rijkdom die een mens op aarde kan vinden.

Als er weer eens iets in ons leven gebeurt, proberen we er dan aan te denken om even stil te worden. Dan kunnen we Jezus horen zeggen: “Vrede zij u – Ik ben het zelf.” Amen.