Preek op 13-10-2024, 28e zondag door het jaar B, pastoor Frank Domen

Preek op 13-10-2024, 28e zondag door het jaar B, pastoor Frank Domen

Openingswoord

Broeders en zusters, welkom bij deze heilige Eucharistieviering. Vandaag gaat de eerste lezing uit het boek Wijsheid over … Wijsheid, goddelijke Wijsheid! In vergelijking met Wijsheid is aardse rijkdom eigenlijk niets waard.

Er was eens een rijk man. Hij woonde in Benares, in het noorden van India. Zijn zoon was verstandig, nieuwsgierig en leergierig. Op een dag vroeg hij aan zijn vader: “Wat moet ik doen om de meest waardevolle dingen in het leven te bekomen?” Zijn vader zei: “Jongen, alleen waardevolle wegen leiden naar waardevolle doelen. Dit zijn ze: Zorg ervoor, dat je altijd fit bent. Wees gezond in elk opzicht Luister naar wie meer ervaring heeft. Leer van hen, die verstandiger zijn. Leef volgens de waarheid. Handel oprecht.” De zoon luisterde aandachtig naar de woorden van zijn vader. Hij probeerde vanaf dat moment deze wegen te bewandelen. Hij groeide op en werd een wijs man.

Laten wij vandaag – op uitnodiging van Jezus Christus zelf – tijdens deze heilige Eucharistieviering goed luisteren naar onze God en Vader, naar Jezus Christus, onze Broeder, en proberen ook wij hun woorden en ideeën in praktijk te brengen.

Openingsgebed

Laat ons bidden. Almachtige en eeuwige God, voor wie U eert en oog heeft voor de naaste, is het geloof het zuiverste gewin, de grootste schat. Geef ons de ware vrijheid die niet gebonden is aan eer of geld. Breng ons de hoogste wijsheid bij: alles op te offeren en Christus na te volgen. Die met U leeft en heerst … Amen.

Kinder- en TienerWoordDienst

Preek

Die rijke jongeman van het evangelie … krijgt die even een koude douche! Al z’n rijkdommen weggeven … dat had hij niet verwacht.

Willen wij dit gebeuren kunnen begrijpen, dan moeten wij eraan denken, dat Jezus Christus – als Zoon van God – alle mensen door en door kent. De evangelist Johannes schrijft bijvoorbeeld, dat Jezus van tevoren wist wíe Hem zou overleveren. Hij weet wat er in de harten van de mensen omgaat.

“Eén ding ontbreekt u; ga verkopen wat ge bezit en geef het aan de armen, daarmee zult ge een schat bezitten in de hemel, en kom dan terug om Mij te volgen.” Dit woord ontstelde hem en ontdaan ging hij heen, omdat hij vele goederen bezat.

Wanneer die jongeman bij Jezus komt en Hem toeroept “Goede Meester”, en Jezus kijkt naar hem. Dan ziet Jezus dus in één oogopslag wat voor iemand Hij voor zich heeft: een man, die van jongs af aan alle geboden heeft onderhouden. En toch … als de jongeman zijn vraag stelt: “Wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?”, antwoordt Jezus, dat hij de geboden moet onderhouden, terwijl Jezus dus heel goed weet, dát hij dat al doet.

Misschien ziet Jezus Christus, dat de jongeman zijn vraag niet om een goede reden stelt of Jezus meent, dat hij het hogere in het geestelijke leven niet aankan en dat Hij hem wil sparen, zo van: Houd jij je nu maar aan de Tien Geboden van God, dan is het wat jou betreft goed.

Maar de jongeman is gewend zijn zinnetje te krijgen. Met geld heb je immers ook macht. En daarom gaat hij door en zegt: “Dit alles heb ik onderhouden van mijn jeugd af”.

Dan staat er in het evangelie, dat Jezus hem liefdevol aankijkt. Ik denk, dat Jezus dat niet doet, omdat de jongeman Jezus heeft verteld, dat hij alle geboden onderhoudt, dat wist Jezus Christus al. Hij kijkt hem zo aan, omdat Hij voor onze jonge doordrammer alles uit de kast haalt – al z’n liefde – om hem dan toch maar die enorme stap voor te houden: “Ga verkopen wat ge bezit en geef het aan de armen, daarmee zult ge een schat bezitten in de hemel, en kom dan terug om Mij te volgen”. En dan gebeurt wat Jezus wist dat gebeuren zou: “Dit woord ontstelde de jongeman en ontdaan ging hij heen, omdat hij vele goederen bezat”.

Wat was nu bij deze jongeman het zwakke punt? Dat hij veel geld had, veel goederen? Zeker niet! Lezen wij maar eens in het boek Job (1, 3) hoe rijk Job was, de rijkste man van het Oosten en deze rijkdommen had hij nota bene door de zegen van God gekregen. Maar toen Job op de proef werd gesteld en alles en iedereen verloor, sprak hij: “Jahwe geeft, Jahwe neemt, gezegend de Naam van Jahweh” (Job 1, 21). Wat Job deed was vertrouwen op de Heer. De rijke jongeman daarentegen vertrouwde op zijn rijkdom en goede daden. Hij dacht: omdat ik goed ben én vooral als ik het nog beter ga doen, krijg ik het eeuwige leven.

Nee, lieve mensen, de enige reden, dat wij het eeuwige leven krijgen is … dat God van ons houdt, dat Hij barmhartig is, dat Hij ons wil laten delen in zijn vrede en vreugde. Er is niets op grond waarvan wij, mensen, van God het eeuwige leven kunnen opeisen.

Jezus zegt: “Hoe moeilijk is het voor degenen, die geld hebben, het Koninkrijk Gods binnen te gaan”, maar Hij heeft het nu over rijken, omdát Hij een rijke voor zich heeft. In feite echter is het moeilijk voor íeder mens, die zich ergens op meent te kunnen beroemen.

Als iemand meent, dat hij het eeuwige leven zal krijgen, omdát hij met zijn talenten goede dingen doet, dan heeft hij het mis. Als iemand meent, dat hij het eeuwige leven zal krijgen, omdát hij arm is – Jezus houdt toch van de armen – dan heeft hij het mis. Je kunt arm zijn en tegelijk jaloers zijn op de rijken.

Wij hoeven niets te hebben waarop wij kunnen vertrouwen, geen rijkdom, geen macht, geen morele rechtvaardigheid, geen armoede. Al maken wij heel ons leven nog zoveel fouten, al moeten wij na zoveel jaar toegeven, dat wij van onze studietijd, ons werk en ons gezin, soms een rommeltje hebben gemaakt, wat wij ook ondernamen … het lúkte gewoonweg niet. Geeft niet … áls wij het maar hebben geprobeerd en zijn blijven vertrouwen op Gods liefde voor ons. Er gaat in ons leven ook heel veel goed, en dat telt allemaal mee. God is daar blij mee en heeft het nodig voor zijn Koninkrijk op aarde. Wij zijn zijn handen en voeten, zijn mond, zijn ogen.

Broeders en zusters, God kan met één vingerknip een betere wereld maken, maar Hij doet dat niet. Hij wil in de wereld werken door ons. Hij wil door zijn Kerk werken. God wil, dat wij gewoon ons best doen, bidden en werken, met liefde en met vertrouwen.

Zoals wij soms echt genieten van wat andere mensen voor ons doen, er blij en dankbaar om zijn, laten wij zo ook dikwijls bewust stilstaan bij wat God voor ons heeft gedaan en nóg doet. Dat zal ons vertrouwen doen toenemen. Dan zal onze Kerk een licht op de berg worden, een bolwerk van liefde en goedheid. Een voorbeeld, dat de rest van de wereld zal navolgen.

Staan wij altijd klaar voor elkaar. Dat sterkt het vertrouwen van anderen. Dan kunnen zij ook makkelijker leren vertrouwen op God. Dat zou onze levensopdracht voor de komende week kunnen zijn: elkaar helpen vertrouwen op God. Amen.