Preek op 13-06-2021, de 11e zondag door het jaar B, pastoor Frank Domen

Preek op 13-06-2021, de 11e zondag door het jaar B, pastoor Frank Domen

openingswoord

Beste medeparochianen, allemaal van harte welkom op deze elfde zondag door het jaar.

Aan de kleur groen kunnen wij zien, dat de tijd van feestelijkheden voorlopig voorbij is. Afgelopen vrijdag was er nog het hoogfeest van het Allerheiligste Hart van Jezus. Dat vieren wij altijd op de vrijdag na Sacramentszondag.

Wij vieren dan, dat Jezus, hangend aan het Kruis, zijn Allerheiligste Hart voor ons heeft geopend. Toen een Romeinse soldaat na het overlijden van Jezus met zijn lans het goddelijke Hart doorboorde, stroomden er bloed en water uit. Het was en is een stroom van eeuwig leven.

Vragen wij God, dat Hij deze stroom van eeuwige liefde wil richten op ons hart, opdat ook wij steeds meer mensen van eeuwige liefde mogen worden, God en elkaar onophoudelijk mogen liefhebben.

openingsgebed

Laat ons bidden. Heer onze God, wat nietig is en onaanzienlijk, brengt Gij volop tot leven. Zie neer op onze kleinheid; laat ons uitgroeien tot de gestalte van Jezus, uw Zoon. Die… Amen.

kinderwoorddienst

Preek

Broeders en zusters, wij hoorden zojuist in het evangelie twee parabels van Jezus over het Rijk Gods. De eerste gaat over een man, die zijn land heeft bezaaid en verder maar moet wachten op het resultaat. De tweede gaat over het allerkleinste zaadje, het mosterdzaadje.

Deze parabels kunnen bepaalde verkeerde ideeën bij ons wegnemen – bijvoorbeeld het waanidee dat alle problemen, groot en klein, altijd heel snel moeten worden opgelost – en tegelijkertijd kunnen zij ons hoop geven en vertrouwen. De twee parabels zijn ontleend aan de landbouw, en in het bijzonder aan het mysterie van het zaad. In beide gevallen immers, zoals ook elders in het evangelie, worden het Rijk van God en het Woord van God met zaad vergeleken.

In één van de twee parabels is dit zaad in detail beschreven. Het gaat om een mosterdzaadje, het kleinste van alle zaden ter wereld, zo onooglijk, dat het bijna niet vast te grijpen is en als water door je vingers kan glijden. Dit doet echter niets aan af aan de grote waarde ervan. Zodra dit allerkleinste zaadje aan de aarde wordt toevertrouwd, is het geroepen niet slechts een groente of een struikgewas te worden, maar een indrukwekkende boom, groter dan alle andere planten in de tuin, en waarvan de takken zullen openstaan voor vogelnesten. De leerlingen hoeven zich dus geen zorgen te maken over een begin dat zo onooglijk en onbelangrijk lijkt. Het zaadje van het Rijk Gods is altijd het allerkleinste dat er kan zijn. Het valt niet op. Het boezemt geen vertrouwen in bij de gewone mens. In mensenogen heeft het geen enkele waarde, het is niet indrukwekkend en zeker niet gevaarlijk.

De tuin van de wereld beschikt over talloze andere zaden, die er veel beter uitzien en waaraan een glansrijke toekomst kan worden voorspeld. En toch is dat van geen belang. Want dit allerkleinste zaadje van het Woord Gods draagt in zich de almacht en de stoerheid van de levenskracht van God zélf. Het is genoeg dit zaad in de aarde te strooien. Het zaad van God zal dan zijn weg wel vinden. Het is onweerstaanbaar. Met de tijd zal het uitgroeien tot een van de prachtigste en breedst uitdijende bomen.

In zijn tweede brief aan Timoteüs (2, 4) roept de heilige apostel Paulus ons op om het Woord Gods te verkondigen, en we moeten dat doen te pas en te onpas, we moeten de verkeerde meningen van mensen weerleggen, we moeten hen berispen, bemoedigen, in één woord, ons onderricht geven met groot geduld, als het Woord Gods maar verkondigd wordt.

Beste medegelovigen, de tweede parabel voegt aan dit alles iets zeer belangrijks toe: vanaf het ogenblik dat het in de aarde is terechtgekomen, heeft het de boer niet meer nodig. Niemand kan het zaad geweld aandoen om het vlugger te doen groeien. Het zaad zal uit zichzelf gaan groeien, en wel volgens het ritme dat het in zich draagt, totdat het vrucht zal voortbrengen, zodra de tijd voor de oogst daar is.

Jezus beschrijft het proces tot in detail, alsof hij de zaaier op voorhand van alle nutteloze zorg en getob zou willen vrijwaren. Hij wijst erop, dat de boer slaapt en opstaat en werkt, ’s nachts en overdag, en in de tussentijd ontkiemt het zaad en schiet het op, maar de boer weet niet hoe dat gebeurt. Uit eigen kracht brengt de aarde vruchten voort: eerst de groene halm, dan de aar en tenslotte het volgroeide graan in de aar. Zo ook heeft het Woord Gods genoeg aan zichzelf.

Van ons wordt niet verwacht, dat wij met allerlei kunstgrepen het kiemen of het rijpen van het zaadje zouden proberen te bevorderen. Niet dat wij niet in staat zouden zijn het woord van God op zijn volle waarde duidelijk uit te drukken. Sommige mensen zijn daar misschien zelfs enigszins begaafd voor. Maar in elk geval kan de genade het veel beter dan wijzelf.

Van ons wordt enkel verwacht dat wij het Woord uitzaaien, bij nacht en ontij, met een zekere moed en, indien nodig, met onverschrokkenheid, en dat wij dan alles overlaten aan het Woord zelf dat uit zichzelf krachtig genoeg is, en niet vanwege wat wij eraan doen. Het Woord zal voor de rest zorgen, of wij nu slapen of met van alles en nog wat druk bezig zijn. Het Woord hoeft geen woord van menselijke wijsheid te zijn, integendeel, het klinkt soms als een woord van dwaasheid, als Jezus bijvoorbeeld zegt, dat wij onze vijanden moeten liefhebben. Het Woord Gods vreest vooral te worden afgezwakt, door bijvoorbeeld het sluiten van compromissen: mensen gaan dan leven een beetje volgens de normen van God en een beetje volgens de normen van de wereld.

Wat wij moeten doen is de voor graven, de zaadjes uitstrooien, dan rustig afwachten en plaatsmaken voor God die steeds aan het werk is, zonder te vergeten dat, volgens het woord van Jezus – die het levende Woord van God is – het vaak zo is dat de een zaait en de ander maait (Joh. 4,37).

Broeders en zusters, wij allemaal zitten met mensen en situaties waarover wij ons zorgen maken. Ik mag toch hopen, dat wij dan daarvoor bidden: de gewone rozenkrans of de rozenkrans van de Goddelijke Barmhartigheid; de kruisweg, die mogen wij ook bidden op andere dagen dan Goede Vrijdag; of we bidden de litanie ter ere van het heilig Hart van Jezus of die de ere van Maria of van Sint-Jozef. Er zijn zo veel gebeden.

We kunnen ons zorgen maken over ontwikkelingen in de Kerk of in de wereld: de oplopende spanningen tussen Amerika en China en Rusland; het schijnt dat Iran nog maar een klein stapje verwijderd is van het maken van een atoombom: laat de kersverse regering van Israël dat gebeuren of grijpen ze in met harde hand en heeft dat misschien gevolgen voor de rest van de wereld? Hoe gaat het verder met het coronavirus nu het in Engeland – zo dichtbij – weer misloopt? We maken ons misschien ook zorgen over kinderen of kleinkinderen, over de weg die zij gaan of over hun gezondheid of werk.

Veel mensen hebben het waarschijnlijk nog nooit gedaan, maar is het misschien een idee om dan te bidden met een passend Bijbelverhaal, juist vanwege de kracht, die het Woord Gods in zich draagt!? Een geliefd familielid of een goede kennis is bijvoorbeeld ernstig ziek. Dan zouden we een Bijbelverhaal kunnen lezen, liefst een beetje hardop, waarin Jezus een zieke geneest. We kunnen in het verhaal het begrip ‘de zieke’ of ‘de blinde’ of ‘de lamme’ vervangen door de naam van onze eigen zieke. Strooien wij de zaadjes van het Woord Gods rond in het leven van onze dierbare zieke. En dan laten wij die zaadjes verder hun werk doen. Lezen we dat verhaal negen dagen lang, een noveen lang. We maken ons zorgen over iemands boosheid of verdriet of ongeluk. Dan kunnen we bijvoorbeeld het verhaal van de zaligsprekingen lezen. Strooien we die goddelijke zaadjes rond in het leven van onze dierbare en laten we die zaadjes verder hun werk doen. Het is zeker de moeite van het proberen waard om een keer zo te bidden. Mocht iemand voor een belangrijke situatie geen passend Bijbelverhaal kunnen vinden, dan kunnen we ons altijd even wenden tot een van de leden van het pastorale team.

Wie bidt met het Woord Gods, die bidt met Jezus Christus. Als we geduld hebben zal dat gebed op termijn altijd een of andere vrucht voortbrengen. Amen.