Preek op 02-11-2020, Allerzielen, diaken Eelke Ligthart

Preek op 02-11-2020, Allerzielen, diaken Eelke Ligthart

Openingswoord

Dierbare mensen, medegelovigen, van  harte welkom hier in deze kerk bij de viering van Allerzielen. Vandaag denken we met veel liefde en respect aan alle mensen die ons zijn voorgegaan. Het gaat om alle zielen, maar we voelen ons op deze dag vooral verbonden met degenen die ons heel nabij waren. Er gaat geen dag voorbij of we denken aan hen. We dragen ze mee in ons hart. Ze zijn niet meer in ons midden, maar toch voelen we op de een of andere manier duidelijk hun aanwezigheid.

In de eerste lezing uit het boek wijsheid horen we dat de zielen van de rechtvaardigen in Gods hand zijn. Ze zijn goud in Gods ogen en zo heeft Hij ze ontvangen. Toch is er verdriet, gemis, pijn en onbegrip, maar ook dankbaarheid dat er aan het lijden een eind is gekomen.

We zullen de namen noemen van hen die sinds Allerzielen vorig jaar zijn overleden. Iedere naam heeft een bijzonder leven gehad en een eigen verhaal. Bij iedere naam steken we een lichtje aan, dat hij of zij in het licht van Christus mag zijn.

Preek

Indringende ervaringen maken van alles in je los. Vooral de dood van een geliefde, man, vrouw of kind, hoe dichter bij, des te dieper voelen we de pijn. Het verdriet gaat met je mee, ook de nacht in, ook bij het opstaan is het vaak niet lichter geworden. Verlies van een dierbare geeft verwarring, een gevoel van verlatenheid. Wat is de zin van het leven, of wellicht de onzin van de dood. Hoe gaat het verder? Waar is de ander? In vrede en in rust? In de hemel? Bij God aangekomen?  Je staat aan het graf en voelt warme herinneringen, maar ook gemis en eenzaamheid. Kun je nog gelovig zien naar de dood, naar leven na de dood?

Voor de tijd dat het boek Wijsheid werd geschreven, dacht men nog niet aan leven na de dood. De dood was het einde. Als je oud werd, was dat een geschenk van God, een lang leven was een beloning voor een deugdzaam leven. En als je jong kwam te overlijden, dan had dat ook vast zijn redenen. Ook daar was God bij betrokken.

Maar toen kwam er een diepe crisis in dat land. Het land werd bedreigd door een brute macht. Vele jonge mannen trokken ten strijde. Zij gaven hun leven voor een goede zaak, voor vrijheid en geloof in God. Vele jongeren werden gedood, veel te jong en ze hadden zich opgeofferd. Dat maakte veel los bij hen die achterbleven; het voelde onrechtvaardig, dat kan toch niet de weg van God zijn. Mensen, toen en nu, worstelen met God. Gaandeweg is toen het geloof gegroeid, dat die onschuldige strijders, die hun leven hadden gegeven, nu bij God zijn. Hij is toch een barmhartige Vader. Zij gingen geloven dat het martelaarschap een overgang is, nee een overgang verdiend naar een hemels bestaan. Door een crisis in het leven veranderd vaak bij mensen het kijken naar leven en dood. Ze gingen met andere ogen zien.

In de dagen dat Lucas zijn evangelie schrijft, ruim veertig jaar na de dood van Jezus, getuigd hij van de verrijzenis van Jezus. Maar tegelijkertijd vertelt hij van de verwarring en de vertwijfeling bij de leerlingen na de kruisdood, toen hun meester en leraar Jezus was weggevallen. Ook daar verwarring, verlatenheid. Het verhaal van de Emmaüsgangers kun je lezen als een verhaal van verdriet en rouw, van worsteling en zoeken, hoe nu verder? Van alles achterlaten en Jezus volgen,  tot het gevoel met lege handen te staan na zijn kruisdood. In hun ontreddering vertellen ze onderweg aan een vreemde wat er gebeurt is, en een diepe teleurstelling is duidelijk merkbaar. Lucas vertelt hoe de leerlingen de weg zijn gegaan van duisternis naar licht, van ogen die verhinderd zijn te zien, naar ogen die worden geopend.

Gaandeweg ontstaat er innerlijke ruimte. Ze luisteren naar de oude verhalen over de Messias, de Verlosser. Er begint iets te dagen, vreemd en onwerkelijk nog. Over een lijdende Messias, over de weg door de dood naar het leven. En als de vreemdeling het vertrouwde gebaar stelt van brood zegenen, breken en delen, herkennen ze in Hem  de Heer, Hij is verrezen. En op hetzelfde ogenblik verdwijnt Hij uit hun ogen. Ze gaan nieuw zien… De dode Jezus leeft als de verrezen Heer, de gekruisigde is voortaan nabij het verhaal van Zijn leven, in het breken van het brood, overal waar Zijn Geest gevoeld en ervaren wordt, in de heilige Eucharistie die we hier vieren.

Kan dat ook aan ons gebeuren op Allerzielen? Dat is haast niet zeggen. Ieder van ons gaat zijn of haar eigen weg van verlies, rouw en ontreddering. Maar ook een weg van warme herinnering, intense ervaringen. Ieder van ons gaat een eigen weg van twijfel, zoeken en hopelijk van geloven.

Bidden we dat we onze geliefde doden herinneren als een lichtend vuur, die ons eigen vuur weer doet oplaaien om verder te kunnen.

Bidden we dat onze geliefden in het licht van God mogen zijn opgenomen, in Zijn alles omvattende liefde.

Laat ons de weg gaan die we moeten gaan, dat  ons gegeven wordt, wat we nodig hebben:  soms stil en innerlijk,  soms een luisterend oor, een wijs woord of een krachtig gebaar. Dat we weten door God gedragen te worden, ook als we soms ontroostbaar zijn. Amen.