Overweging ter voorbereiding van 21-07-2022, donderdag in de 16e week door het jaar

Overweging ter voorbereiding van 21-07-2022, donderdag in de 16e week door het jaar

Uit een preek van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430)

Ik weet: mijn verdediger leeft

Wij, mensen, zijn iets groots geworden; niemand mag daarom te gering over zichzelf denken; wij waren ‘niets’, nu zijn wij ‘iets’. Wij hebben tot de Heer geroepen: ‘Wees indachtig dat wij slechts stof zijn’ (Ps. 103 (102), 14). Uit het stof echter heeft Hij de mens gemaakt, aan het stof heeft Hij het leven gegeven, en in Christus, onze Heer, heeft God dat stof zelf reeds het hemelrijk binnengeleid. Hier toch heeft Christus het vlees aangenomen, hier heeft Christus het aardse aangenomen en heeft Hij dat aardse verheven tot in de hemel, Hij die aarde en hemel heeft gemaakt.

Als nu eens twee nieuwe, ongehoorde mogelijkheden aan ons werden voorgesteld, en ons dan werd gevraagd: wat is er wonderlijker: ofwel dat Hij die God is, mens wordt, ofwel dat hij die mens is, een mens van God wordt? Wat is wonderlijker, wat is moeilijker? Wat heeft Christus ons beloofd? Iets dat wij nog niet zien, te weten: dat wij mensen van Hem zullen zijn, dat wij zullen heersen met Hem en niet zullen sterven in eeuwigheid.

Wij hebben in Christus een machtige beschermer gevonden. Gij weet dat mensen zich graag beroepen op hun beschermers. Als iemand het waagt de beschermeling van een machtig heer te bedreigen, dan antwoordt die beschermeling: zolang die heer van mij leeft, doet gij mij niets! Hoeveel te meer en zekerder zeggen wij: zolang Christus, ons hoofd, leeft, doet gij ons niets? Want onze beschermer is ons hoofd. Allen die zich op iemand beroepen als op hun beschermer, zijn beschermelingen van hem; wij zijn van onze beschermer de ledematen, Hij moge ons in zich opnemen, en niemand kan ons aan Hem ontrukken.

Want welke de beproevingen ook zijn die ons treffen in deze wereld, al wat voorbijgaat, is als was het er niet. Eens zal het goede komen dat niet voorbijgaat; langs de weg van de inspanning komt men daar. Eenmaal aangekomen, kan niemand ons van daar weghalen. De poorten van het hemels Jeruzalem zullen gesloten worden, ja gegrendeld, zodat wij de heilige stad kunnen toeroepen: ‘Loof de Heer, Jeruzalem, Sion, verheerlijk uw God, want Hij heeft uw poorten stevig gegrendeld, uw kinderen heeft Hij gezegend in u. Hij laat u in vrede uw land bewonen’ (Ps. 147B (147), 12-14). De poorten zijn gesloten, de grendels aangebracht, geen vriend kan eruit gaan, geen vijand kan erin komen. Daar zijn wij in het bezit van echte en duurzame zekerheid, als wij hier niet hebben geleefd in strijd met de waarheid.