Overweging ter voorbereiding van 12-09-2022, maandag in de 24e week door het jaar
Uit de brief van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo († 430), aan Proba
Op bepaalde uren moeten wij onze geest richten op de taak van het bidden
Laten wij altijd het gelukzalige leven van God de Heer verlangen en er steeds om bidden. Maar daarom roepen wij op bepaalde uren onze geest weg van andere zaken en zorgen die ons verlangen verzwakken, en wijden we ons aan de taak van het bidden. Wij laten ons opwekken door de woorden van het gebed om onze aandacht te richten op dat wat we verlangen. Zo zal wat al begon te verflauwen, niet verkillen en helemaal verdwijnen. Dat zou gebeuren wanneer wij het verlangen niet herhaaldelijk aanwakkeren.
Daarom moet wat de Apostel zegt: ‘Laat al uw wensen bij God bekend zijn’ (Fil. 4, 6), niet zó verstaan worden alsof ze aan God eerst bekend moeten gemaakt worden. Want Hij kent ze vanzelfsprekend al, eer ze uitgesproken worden. Ze moeten wel voor onszelf bekend worden door onze volharding bij God, niet door onze hoogmoed bij de mensen.
Daar dit zo is, is het niet verkeerd en zonder nut, wanneer men veel tijd aan het bidden besteedt als men vrij is, dat wil zeggen: wanneer andere belangrijke en noodzakelijke taken er niet door verhinderd worden. Maar ook bij het volbrengen van die taken doet het verlangen ons altijd bidden, zoals ik gezegd heb. Want ook lang bidden is niet, zoals sommigen menen, bidden met veel woorden. Bidden met veel woorden is iets anders dan bidden met grote innerlijke aandacht. Want ook van de Heer zelf staat er geschreven dat Hij hele nachten doorbracht in gebed, en dat Hij gedurende lange tijd bad. Wat deed Hij daar anders dan ons een goed voorbeeld geven, Hij die in de tijd op de juiste manier bad en die met de Vader in de eeuwigheid gebeden verhoort?
Men zegt dat de broeders in de Egyptische woestijn herhaaldelijk baden, maar dat hun gebeden zeer kort en snel waren, als het ware schietgebeden. Zij deden dat opdat de aandacht die zorgvuldig opgewekt was en die voor het bidden zo uiterst noodzakelijk is, door de te lange duur niet zou verzwakken en verdwijnen. En hiermee laten zij ook voldoende zien dat die aandacht als zij niet kan blijven voortduren, niet overvraagd mag worden, en evenmin plotseling mag worden onderbroken, als ze nog voortduurt.
Veel woorden moet men bij het bidden vermijden, maar niet het vele smeken, als de vurige aandacht voortduurt. Want veel spreken is: wanneer iemand bij het bidden een noodzakelijk iets met overbodige woorden behandelt. Maar veel smeken is: wanneer wij bij God, tot wie we bidden, met een lang aangehouden en liefdevolle aandrang van het hart aankloppen.
Want meestal gebeurt dit meer met zuchten dan met woorden, meer met tranen dan met spreken. Maar ‘Hij verzamelt al onze tranen in zijn tegenwoordigheid’ (Ps. 56 (55), 9) en ‘al ons klagen is niet voor Hem verborgen’ (Ps. 38 (37), 10), voor Hem die alles door zijn Woord geschapen heeft en de menselijke woorden niet nodig heeft.