Overweging in de tehuizen op 23-05-2025, 6e zondag van Pasen, Jannie Ligthart
Openingswoord
Dierbare medegelovigen, welkom in de Woord- en Communieviering op de 6e zondag van Pasen.
In de eerste lezing, worden Barnabas en Paulus, door de apostelen naar Jeruzalem gestuurd, om door te geven dat: “de heilige Geest en zij, hebben besloten dat, de heidenen die die zich bekeerden, zich niet aan de wet van Mozes hoefden te houden, wat betreft de besnijdenis.
In het Evangelie neemt Jezus afscheid van zijn leerlingen. Aanstaande donderdag vieren we de Hemelvaart van Jezus. Jezus zegt dat we daarover niet verontrust moeten zijn.
Hij zegt: “De heilige Geest die de Vader in mijn naam zal zenden, die zal jullie helpen, die zal ons helpen en alles leren. Die zal jullie alles laten begrijpen wat Ik jullie gezegd heb.
De keren dat we zwak en niet standvastig waren, we tekortkwamen in het vertrouwen, willen we aan God en elkaar erkennen en belijden, door samen de schuldbelijdenis te bidden.
Overweging
Lieve medegelovigen, lieve medemens, weer begint deze evangelielezing met dat neutrale: “Jezus zei eens tot zijn leerlingen…”. Maar toch is deze tekst niet zomaar een terloopse uitspraak. Jezus reageert op een vraag van een van zijn apostelen, Judas Taddeüs. Die onderbrak Jezus tijdens diens afscheidsrede tijdens het Laatste Avondmaal met: “Heer, hoe komt het dat Gij U wel aan ons, maar niet aan de wereld zult openbaren?”
Jezus had het al de hele tijd over zijn naderend heengaan gehad. Deze apostel vroeg zich af, of het niet goed zou zijn dat Jezus, nu het nog kon, een overtuigend zichtbaar teken zou stellen, iets spectaculairs misschien, waarmee Hij aan heel Jeruzalem en ver daarbuiten zou duidelijk maken dat Hij de langverwachte Messias is. Taddeüs was bang dat, als Jezus verdween, de leerlingengroep uit elkaar zou vallen, en dat dan velen nooit zouden weten dat Jezus van Godswege gezonden was geweest tot heil van alle mensen.
Jezus reactie is, zoals wel vaker, verrassend, en weer is er geen rechtstreeks antwoord op de gestelde vraag. Hij zegt: “Als jullie Mij liefhadden, zou het jullie met vreugde vervullen dat Ik heenga naar de Vader”. Wat Jezus hier zegt klinkt vreemd, “blij zijn om het heengaan van iemand die je lief hebt.” Maar dat Hij moet heengaan is zeker. Zijn levenstaak zit erop.
Toch wil Hij zijn vrienden, en ons nog een paar raadgevingen geven. Hij zegt: “ Openbaar de Blijde Boodschap aan iedereen die wil luisteren. Praat erover, getuig ervan.
Dit zal je kunnen als je Mij liefhebt en Mijn Woord ter harte hebt genomen.
Jezus liefhebben kan eigenlijk niet, zonder dat wat Hij verkondigd heeft, ter harte te nemen. Het gaat om de liefde, die gestalte krijgt in een levenswijze die Jezus ons heeft voorgeleefd. En wie op die manier Jezus liefheeft, zal ook door Jezus geliefd worden. Jezus heeft gezegd: “ Hem/haar zal ook mijn Vader liefhebben en Wij zullen bij hem ons verblijf houden.”
Vervolgens belooft Jezus zijn leerlingen hulp. Hij zegt: “ Mijn Vader zal jullie in mijn naam een helper zenden, zijn heilige Geest. De heilige Geest zal jullie in alles onderrichten en jullie laten begrijpen wat Ik jullie gezegd heb.”
Uit de evangelieverhalen weten we dat de leerlingen, toen Jezus nog met hen op stap was, geregeld niet veel begrepen van wat Hij hun leerde. In die heilige Geest zal God zelf hun ter hulp komen.
Maar zijn Geest dringt zich niet op. Je moet Hem aanroepen, uitnodigen om bij jou binnen te komen. Zijn inbreng is weliswaar pure gave, maar is geen automatisme. Voor alles wat God voor ons en met ons wil doen, vraagt Hij onze toestemming en onze medewerking. God respecteert ten volle de vrijheid en de verantwoordelijkheid van de mens. Willen we dat de Geest komt en werkzaam is, dan zullen wij ons voor Hem moeten openstellen. De God van de Bijbel is immers geen opdringerige-almachtige God. Neen, Hij is een meegaande God op onze levensweg. Hij ging destijds mee met zijn volk door de woestijn; Hij dook met hen onder in de ballingschap. Jezus leven was één groot getuigenis van die meegaande God, meegaand tot in de dood, zelfs meegaand door de dood heen naar nieuw leven.
“Als Ik er lijfelijk niet meer zal zijn, blijf Ik toch met jullie meegaan.” zegt Jezus, “Daartoe zend Ik jullie Iemand die ‘bij-je-blijft’, de heilige Geest, die werkt in je hart. Dat is mijn Pinkstergave aan jullie. En dus, m’n beste leerlingen van toen en leerlingen van nu, het is nu jullie taak en jullie verantwoordelijkheid om Mij aan de wereld te openbaren”.
En dat moet jullie niet ongerust of bang maken. Je staat er nooit alleen voor. Amen.