Hoe de heilige bisschop Carolus Borromeüs (1584†) omging met zaken als corona
Nu de wereld nog steeds op zijn kop staat dankzij COVID-19 en meer dan 1.400.000 doden, vraagt men zich af wat de meest katholieke reactie is: ons te verstoppen of God te zoeken? De meesten van ons moeten aan de keizer geven wat hem toekomt en de overheidsmandaten in acht nemen om “zoveel mogelijk thuis te blijven”. Maar zijn anderen geroepen tot een hoger mandaat?
Stoutmoedige voorbeelden zijn door de hele geschiedenis te vinden, omdat ziekten en plagen de mensheid sinds de val van Adam hebben geteisterd. In de vergulde bladzijden van de geschiedenis vinden wij een heilige bisschop die een virus dat dodelijker was dan het coronavirus heeft moeten trotseren.
Van 1576 tot 1578 werd Noord-Italië door de pest geteisterd, waarbij tienduizenden mensen gestorven zijn. De epidemie stond bekend als “de pest van de heilige Carolus”, vanwege de heldhaftige reactie van de kardinaal-bisschop van Milaan, de heilige Carolus Borromeus.
‘Blijf Binnen’ versus het ‘Heil der Zielen’
Terwijl er feestelijkheden werden gepland voor de komst van de beroemde Don Juan van Oostenrijk, brak op 11 augustus 1576 de pest uit in de noordelijke wijk van Milaan. Bij het horen over de uitbraak zijn de meeste wereldlijke autoriteiten samen met Don Juan op de vlucht geslagen. De heilige Carolus woonde de begrafenis van een bisschop buiten de stad bij toen hij het nieuws hoorde. In plaats van op zijn plaats te blijven of te vluchten ging hij onmiddellijk op weg naar de stad. Terwijl hij Milaan binnenkwam vluchtten veel mensen de stad uit, roepend om genade.
Zonder te rusten van zijn reis ging de H. Carolus direct naar de kathedraal en zei een kort gebed. Nadat hij God om hulp had gevraagd rukte hij op naar het epicentrum van de uitbraak en nam niet eens de tijd om zich van zijn stoffige rijkleding te ontdoen.
Toen hij zich uiteindelijk in zijn bisschoppelijk paleis terugtrok, vond hij een paar overgebleven overheidsfunctionarissen die hem op aan het wachten waren. Zij vroegen aan de heilige Carolus om het bevel over de stad te nemen, omdat hun leiders, waaronder de gouverneur, hun posten hadden verlaten.
Sint Carolus accepteerde deze last en zei:
“Lang geleden heb ik besloten om nooit iets ongedaan te laten wat voor het welzijn van mijn volk zou kunnen dienen. Ik smeek u, bovenal, de moed niet te verliezen. Laat u niet beïnvloeden door het voorbeeld van diegenen die in de stad zijn geboren en getogen en die de stad haastig per vlucht hebben verlaten op precies dat moment dat zij hulp nodig had.”
Omdat de autoriteiten al uit angst voor besmetting openbare processies en religieuze ceremonies hadden verboden, werden veel zielen beroofd van de sacramenten. De H. Carolus zei dat dit de reden was dat de toorn van God op Milaan was neergehaald. Hierom, zei hij tegen de ambtenaren, was de enige remedie juist om vromer dan voorheen te bidden en boetedoening te doen.
“Ik zal mijn plicht tot het uiterste vervullen.”
Om zich voor te bereiden op wat hem te wachten stond, bood de heilige Carolus zich aan als boetvaardig slachtoffer voor de zonden van zijn volk. Hij stelde ook zijn zaken op orde en schreef zijn laatste testament. Na deze voorbereidingen ging hij elke dag op pad om de zieken en stervenden te bezoeken.
Diep ontroerd door hun lijden, zei de H. Carolus:
“De vreselijke staat van deze ellendige wezens, alles wat ontbreekt aan zowel ziel als lichaam. Deze ongelukkige kinderen lijken mij te beschouwen als de oorzaak van al hun kwalen. Hun stilzwijgen verwijt mij mijn luiheid. Ik stel een helpende hand uit, terwijl ik door mijn voorbeeld anderen tot medelijden zou moeten bewegen. Ik zal het niet langer uitstellen. Bij de genade van God zal ik mijn plicht tot het uiterste vervullen.”
Hij verdubbelde zijn inspanningen en richtte zich vooral op het geestelijk welzijn van de ongelukkigen.
“Verkies een late dood niet boven een heilige.”
Veel priesters in Milaan zaten ondergedoken, uit angst dat ze de ziekte zouden krijgen. Zelfs uit het huishouden van de heilige kardinaal zijn velen gevlucht. Sommigen van hen die bleven, weigerden zich bij hem aan te sluiten toen hij de besmette huizen binnenging. De H. Carolus deed echter een mooie oproep aan zijn afwezige priesters en zei:
“We hebben maar één leven en dat moeten we voor Jezus Christus en de zielen spenderen, niet zoals we willen, maar op het moment en de manier die God wenst. Het zou getuigen van arrogante aannames en verwaarlozing van onze plicht en van Gods dienstbaarheid als we dit niet zouden doen”.
De heilige berispte zijn priesters:
“Wees niet zo vergeetachtig over uw priesterschap, dat u een late dood verkiest boven een heilige.”
Veel diocesane priesters en paters-kapucijnen beantwoordden de oproep en dienden de zieken heldhaftig, vooral in het leprozenhuis, dat mede dienst deed als een noodhospitaal. Na het verdwijnen van de pest is niet één van de metgezellen van de heilige Carolus omgekomen, maar vele priesters die weg waren gebleven en hadden geweigerd te helpen waren met de ziekte getroffen.
Veracht de “gebruikelijke remedies” niet
De heilige Carolus raadde zijn priesters aan “de menselijke middelen niet te verwaarlozen, zoals preventiemiddelen, geneesmiddelen, artsen, alles wat je kunt gebruiken om infecties tegen te gaan, want dergelijke middelen zijn op geen enkele manier in strijd met het vervullen van onze plicht.”
Telkens als mensen de H. Carolus aanspoorden om onnodige risico’s te vermijden, antwoordde hij: “God kan ons vervangen.” Maar tegelijkertijd was hij niet onvoorzichtig. Als antwoord op een bezorgdheid van de bisschop van Brescia, bevestigde de H. Carolus: “Vanaf het begin heb ik besloten mijzelf volledig in Gods handen te leggen, zonder echter de gebruikelijke remedies te verachten.”
De H. Carolus vaardigde behoedzame richtlijnen uit. De gelovigen kregen te horen dat zij zich niet moesten verzamelen in de menigte en dat ze het contact met elkaar moesten vermijden. Missen werden niet afgelast, maar buiten gehouden als de kerk te krap was. Hij gaf opdracht tot meer missen dan voorheen. De catechismusklassen werden verplaatst naar straathoeken. Hij had aparte plaatsen in de kerk voor de getroffen ziekte en aparte wijwaterbakken voor hen. Zijn raad aan de geestelijken en magistraten was om “de plaag van de ziel meer in overweging te nemen dan de besmetting van het lichaam die, om vele redenen, minder schadelijk is.”
De noodzaak van de sacramenten in tijden van ontbering
Hoewel het sterftecijfer en het besmettingspercentage extreem hoog waren drong Sint-Carolus aan op openbaar gebed en boetedoening. Men kon voortdurend gezegende as ontvangen. Er werden drie processies per week gehouden. In deze processies liep Carolus op blote voeten en droeg hij een dik penitentiair koord om zijn nek. Zeven keer per dag werden de klokken geluid om op te roepen tot gebed en het zingen van psalmen.
Omdat de getroffenen hun huizen niet konden verlaten om de Heilige Mis of de processies bij te wonen, richtte de H. Carolus negentien zuilen op in de hele stad. Aan de voet van deze zuilen werden elke ochtend openbare missen opgedragen. Zo konden de zieken toch elke dag de mis bijwonen en verspreidden de priesters de Heilige Eucharistie onder alle slachtoffers van de pest door de ramen van hun huis. Nog vandaag de dag zijn deze zuilen met kruisen overal in Milaan te zien.
De heilige Carolus ging bijna dagelijks naar het leprozenhuis om de sacramenten aan de lijders te geven. Hij doopte pasgeborenen en gaf de laatste rites aan de stervenden.
Een zekere kapucijner, Jacobus, die in het leprozenhuis werkte en de goede werken van de H. Carolus toentertijd heeft mogen aanschouwen, zei: “Hij gaat vaak naar het melaatsenhuis om de zieken te troosten… in hutten en huizen om met de zieken te spreken en hen te troosten en om in al hun behoeften te voorzien. Hij vreest niets. Het heeft geen zin om te proberen hem bang te maken. Het is waar dat hij zichzelf veel blootstelt aan gevaar, maar tot nu toe is hij bewaard gebleven door de bijzondere genade van God, hij zegt dat hij niet anders kan. Inderdaad, de stad heeft geen andere hulp en troost.”
Maar net als vandaag de dag vreesden niet alle mensen God en maakte zij niet allemaal gebruik van het lijden om zich te bekeren. Sommige jonge Milanese edelen besloten de pest te ontvluchten en onzuiverheden en immoraliteit te beoefenen in een villa ver weg van elke stad. Ze sloten zich op in deze villa, die ze de “Academie van de Liefde” noemden. Toch ontdekten zij al snel dat God niet bespot wordt, zelfs niet op de meest afgelegen plaatsen. De pest brak uit in de villa en slechts weinig zondaars overleefden het.
“Alleen door de genade van God”
Met Kerstmis 1577 was de pest verdwenen. Uiteindelijk waren er in Milaan 17.000 man op een bevolking van 120.000 mensen gestorven. Dit aantal omvatte 120 priesters (de meesten van hen waren gevlucht). In de kleinere stad Venetië stierven echter 40.000 mensen in dezelfde twee jaar. Waarom was Milaan gespaard gebleven van een groter verlies?
Sint-Carolus antwoordt: “Niet door onze prudentie, die slapende betrapt werd. Niet door de wetenschap van de artsen die de bronnen van de besmetting niet konden ontdekken, laat staan een genezing. Niet door de zorg van de gezagsdragers die de stad hadden verlaten. Nee, mijn lieve kinderen, slechts alleen door de genade van God.”
Het katholieke antwoord op het coronavirus
In schril contrast met Sint-Carolus heeft de New Yorkse gouverneur Andrew Cuomo – katholiek gedoopt – onlangs een verklaring afgelegd, waarin hij de spot drijft met God en Hem uitsluit van de strijd tegen het coronavirus. De pro-abortus gouverneur feliciteerde zichzelf tijdens een persconferentie en zei: “Het aantal infecties is gedaald omdat we het aantal hebben teruggebracht. God heeft dat niet gedaan. Het lot heeft dat niet gedaan. Uitsluitend pijn en leed zijn hiervoor verantwoordelijk.”
De geloofscrisis is duidelijk. In deze tijd van grote nood zijn de meeste katholieken spirituele wezen. Geen Heilige Mis. Geen biecht. Geen ziekenzalving. Geen Sint-Carolus Borromeus. De bisschop van Springfield, Massachusetts, bijvoorbeeld, schortte de laatste sacramenten op in alle gevallen in zijn bisdom. Tijdens hun laatste uur worden de stervenden beroofd van de geestelijke hulp en troost van de kerk.
Zoals John Horvat in zijn column, “Het Coronavirus is een oproep om terug te keren naar God”, aangeeft: onze reactie “weerspiegelt een maatschappij die God de rug heeft toegekeerd. Wij vertrouwen enkel op onszelf en onze apparaten terwijl we de crisis confronteren.”
Wat de wereld het meest nodig heeft zijn meer leiders als Sint-Carolus, meer heldhaftige herders om het geloof te herstellen, het vertrouwen in Gods Voorzienigheid te bevorderen en de ware devotie tot het moederlijke en Onbevlekte Hart van Maria op te wekken.
Heilige Carolus Borromeus, bid voor ons!