De Tweede Kaars

De Tweede Kaars

In een klein dorp, waar de winterse sneeuw het landschap als een zachte deken bedekte, stonden de jongeren van de kerk in een kring rond de adventskrans. De eerste kaars brandde al, haar warme gloed herinnerde hen aan hoop. Nu was het tijd om de tweede kaars aan te steken: de kaars van vrede.

Emma, een meisje van dertien, mocht deze kaars aansteken. Haar handen trilden een beetje terwijl ze de lucifer vasthield. “Wat betekent vrede voor ons?” vroeg de jeugdleider terwijl de vlam rustig begon te dansen.

De kring werd stil. Lucas, een jongen die altijd scherpe vragen stelde, antwoordde: “Ik denk aan geen ruzies, geen oorlogen.” Anderen knikten. “Maar,” vervolgde Emma zacht, “is vrede niet meer dan dat? Misschien betekent het dat je iemand vergeeft. Of dat je iemand helpt die verdrietig is.”

De jeugdleider glimlachte. “Jullie hebben gelijk. Vrede begint vaak klein, in je hart, in je keuzes. Als je vandaag een vriend uitnodigt om mee te spelen of je excuses aanbiedt aan je broer of zus, help je vrede te verspreiden.”

De tweede kaars brandde helder. Emma keek naar de anderen en zei: “Misschien kunnen we iets doen. Een kerstkaart maken voor de oudere mensen in ons dorp. Of warme chocolademelk uitdelen aan iemand die het nodig heeft.”

De jongeren stemden enthousiast in. Terwijl de kaars zijn zachte licht bleef verspreiden, voelde Emma dat de boodschap van vrede niet alleen een woord was, maar een uitnodiging om te handelen.