De Derde Kaars

De Derde Kaars

In het gezellige buurthuis stond een adventskrans op tafel. De derde kaars, roze van kleur, wachtte om aangestoken te worden. “Dit is de kaars van vreugde,” zei meneer Janssen, de jeugdleider. “Maar wat betekent vreugde echt?”

De jongeren dachten na. “Dat je blij bent,” zei Sam. “Zoals met kerstcadeaus!” De anderen lachten en knikten. Maar meneer Janssen glimlachte geheimzinnig. “Cadeaus kunnen blij maken, dat klopt. Maar vreugde gaat dieper. Het komt van binnenuit, zelfs als niet alles perfect is.”

Hij wees naar Julia, die stilletjes zat. “Wil jij de kaars aansteken?” Julia schrok. Het was een moeilijke tijd voor haar familie, en echt blij voelde ze zich niet. Toch pakte ze de lucifer. Toen de vlam de kaars raakte, straalde er een warm licht.

“Vreugde,” vervolgde meneer Janssen, “ontstaat vaak uit liefde en dankbaarheid. Het kan groeien als je iets goeds doet voor een ander, of als je ziet dat je niet alleen bent.”

Julia dacht aan een vrouw in de buurt, mevrouw van Dam, die altijd glimlachte, zelfs toen ze ziek was. Julia had haar eens geholpen met boodschappen, en toen voelde ze iets bijzonders: een kleine, maar diepe vreugde.

“Misschien kunnen wij vreugde brengen,” zei Julia zacht. “Door iets liefs te doen voor mensen in het dorp.”

De jongeren vonden het een geweldig idee. Terwijl de derde kaars brandde, beseften ze: vreugde is geen cadeau dat je krijgt, maar iets dat je samen kunt maken.